Heren van Brecht van Kasteel Dussen (1536-1609)

Steun vanuit het kasteel voor behoud van het katholicisme in Dussen.

Kerkvisitatie in Dussen in 1571/72

Over de Dussense pastoor van destijds, Nicolaas Jacobi, wordt in de kerkvisitatieverslagen van 1571 en 1572 geen onvertogen woord gezegd. De algemene situatie van de parochie viel in vergelijking met omliggende plaatsen ook wel mee, al was er natuurlijk wel het nodige aan te merken. Het altaar van Sint-Sebastiaan in de kerk in Dussen Binnen was niet gewijd, liturgische kledij was gescheurd en diende te worden hersteld. De torendeur zat vol gaten en spleten en het dak van de kerk lekte en behoefde nodig reparatie. Zoals in bijna alle parochies waren ook in Dussen de kerkmeesters en Heilige Geestmeester (armenzorg) nalatig in de afhandeling van de rekeningen; de laatste functie werd bekleed door de toenmalige schout van Dussen, Cornelis Jansens. Van koster De Bruijn werd opgemerkt dat die ook als dorpssecretaris fungeerde maar eveneens herbergier was; mogelijk was koster De Bruijn een telg uit het geslacht Stael. Bij afwezigheid van de pastoor werd de biecht afgenomen door onderwijzer Jan van Mechelen. En onder de parochianen was incidenteel sprake van onwettig samenleven. De kerkgoederen, die in beheer waren bij de kasteelheer, waren deels verloren gegaan.
De algemene indruk die afgeleid kan worden uit de verslagen is dat het maar matig gesteld was met het geloofsleven in de parochie Dussen. De parochianen namen het niet zo nauw en bovendien bleken zij ook niet bepaald vrijgevig waardoor kerkgebouw en inventaris slechts matig tot slecht onderhouden werden.

Steun voor katholicisme in Dussen

De kasteelheer van Kasteel Dussen was in die tijd een vrouw: Cornelia, roepnaam Katharina, van der Dussen, een zuster van de in 1540 kinderloos overleden Jan VI van der Dussen. Zij was in eerste instantie getrouwd met Henrick van Eyck, sinds 1529 heer van het kasteel van Blaarthem en schepen van Den Bosch, zoon van Goyart van Eyck (ovl in 1529) en Mechteld Hals, maar na Henricks overlijden hertrouwde zij met Govert van Brecht, zoon van Jacob van Brecht en Beatrix Absalony. Tengevolge van het kinderloos overlijden van haren broeder Jan van der Dussen werd zij met het kasteel en de heerlijkheid Dussen beleend. Haar tweede man was afkomstig uit Breda maar wel familie van het bestuurdersgeslacht Van Brecht in de bisdomstad Den Bosch. In die tijd maakte de familie Van Brecht in Den Bosch de dienst uit en was het huis in Dussen slechts bijzaak. Door de oorlogsomstandigheden woonde Katharina er ook niet. Of zij er wellicht de hand in gehad heeft dat de Spanjaarden haar kasteel ín Dussen in 1573 bezetten omdat het illegaal gebruikt werd voor samenkomsten van ‘ketters en oproerkraaiers’ staat echter niet vast. Wel bekend is dat een zekere mr. Van der Dussen als commissaris was aangesteld voor de bestrijding van ketterijen.

Van Katharina van der Dussen erfde haar zoon Johan van Brecht het kasteel en de heerlijkheid in Dussen, die daarmede 31 Augustus 1585 werd beleend. Johan trouwde met Catharine Quarré die hem een zoon schonk Jacob van Brecht, vernoemd naar zijn grootvader van moederskant. Hij werd op 30 Juli 1593 bij doode zijns vaders met Dussen beleend. Jacob junior studeerde echter in Frankrijk in Bourgondië en tijdens een zwempartijtje verdronk hij in de rivier de Doubs te Dole in Bourgondie. Daardoor kwam kasteel Dussen aan de zuster van zijn vader, Anna van Brecht, die op 18 Maart 1604 daarmede werd beleend.

In tegenstelling tot andere edellieden in het rivierengebied die het initiatief namen tot het zuiveren van de kerken in hun domein, bleven de kasteelvrouwe van Dussen en ook haar opvolgers van het geslacht Van Brecht het katholieke geloof trouw. Dat is ongetwijfeld een belangrijke factor geweest dat Dussen een katholieke enclave bleef in de streek. Overigens, net als de Hollandse dorpen Waspik en Baardwijk ten zuiden van de Oude Maas die daarbij ook gesteund werden door lokale heren. Katharina en de na haar komende heren Van Brecht van Kasteel Dussen (1540-1609) handhaafden namelijk de lokale - katholieke bestuurders en bleven hun land verpachten aan katholieke boeren uit het dorp. Indachtig het gezegde: ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt’ was dat voor menig Dussenaar voldoende reden om niet over te gaan naar de nieuwe religie. Bovendien hebben paters jezuïeten, die in de westelijke Langstraat en het Land van Heusden en Altena actief bleven rondtrekken, in deze fase van de Katholieke Hervormingen ook een actieve rol vervuld bij het behoud van het katholicisme in Dussen.

In 1609 werd het kasteel door Anna van Brecht, dochter uit het huwelijk van Govert van Brecht met Katharina van der Dussen, verkocht aan Baron Walraven van Gent. Voor het gebouw 'an sich' was dat een goede zaak want Baron van Gent was bereid om flink te investeren in de restauratie van het kasteel en in de aankoop van extra landerijen, waardoor op termijn ook in de onderhoudskosten ervan kon worden voorzien. De steun voor het katholieke geloofsleven in Dussen werd onder de Baron minder vanzelfsprekend; de reformatie vierde immers hoogtij. Bovendien was Baron van Gent een aanhanger van Prins Maurits want hij had onder diens bevel meegestreden in de slag bij Nieuwpoort. Ook stelde hij een protestantse rentmeester aan voor de kasteeldomeinen: Gijsbert van Benscop.

Bronnen:

Th. Goossens, Kerk- en Kloostervisitaties in het bisdom ’s-Hertogenbosch uit de 16de eeuw. Dekenale visitatie in het district Heusden in 1572.
C. de Gast, 700 jaar Kasteel Dussen, katholieke enclave in protestantse streek, p. 79 e.v., 2003.
Antonius Henricus Schuttelaars, Heren van de Raad - Bestuurlijke elite van ’s-Hertogenbosch in de stedelijke samenleving, 1500-1580, 1998.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl