Klooster St. Petrus Stoel te Dussen

Beknopte geschiedenis van het Liefdeklooster te Dussen

De congregatie van liefdezusters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid werd in 1832 in Tilburg opgericht door pastoor Zwijsen ter bestreiding van de heersende grote sociale nood. Bij zijn overlijden in 1877 telde deze congregatie ongeveer 1400 leden in meer dan 70 huizen. Zij verzorgden onderwijs in meisjes-, brei- en naaischolen en namen de verpleging en verzorging op zich in weeshuizen, ziekenhuizen en bejaardenhuizen.

Op 21 juni 1861 werd te Dussen tegenover het oude voetbalveld in de Kerkstraat (Rommegat) een dependance gesticht. Bij het Liefdegesticht hoorde ook een kapel, waar de zusters hun geestelijke oefeningen hielden door middel van dagelijkse meditatie, geestelijke lezing, gewetensonderzoek, aanbidding en rozenhoedje. De dagelijkse meditatie omvatte steeds een facet uit het leven van Jezus Christus: daarin moesten ze de kracht vinden om de mens in nood te helpen. Zwijsen had dit verwerkt in een vast patroon, neergelegd in de meditatie-boeken waarvan een groot deel was overgenomen van de Franse congregatie van de dames du Sacré-Coeur.

De Zusters van Liefde verbleven in het klooster Huis van Sint-Petrus Stoel, waaraan tevens een Rooms-Katholieke Meisjesschool was verbonden en vanaf 1872 ook een Gasthuis voor weeskinderen terwijl vanaf 20 januari 1873 eveneens zieken en bejaarden werden opgenomen. Het Liefdegesticht te Dussen was mogelijk gemaakt op initiatief van de dames Johanna en Adriana Stael uit Dussen, die daartoe "een grote som geld" hadden geschonken. Twee Tilburgse zusters begonnen met de voorbereidingen. Het waren Anthanasia Giesbergen uit 's-Hertogenbosch, de eerste moeder-overste van de dependance in Dussen en Augustina Vogels uit Woensel. De familie van Augustina toonde zich zeer betrokken door een aanzienlijk bedrag te schenken aan het kerkelijk Armenfonds, dat in die tijd onmisbaar was voor eenieder die steun nodig had. Vooral in de wintertijd was het geen vetpot voor werkloze arbeiders, weduwen en ouderen. Uitkeringen van de overheid waren er nauwelijks. Op 14 oktober 1854 schreef de gemeentesecretaris Th. Van Honsewijk van Dussen nog aan het Roomsch Armbestuur, "dat de in dat jaar uitgevaardigde armenwet de ondersteuning van de armen in de eerste plaats overlaat aan de 'kerkelijke instellingen van weldadigheid en dat het dus zeer wenselijk is dat zo'n kerkelijk bestuur wordt opgericht." Inderdaad bleek drie jaar later het katholieke Armenfonds gevormd te zijn door burgemeester J.H. Sprangers, wethouder Th. Van Honsewijk en G. Baas. Omdat de financiën ontbraken werd op initiatief van het bisdom 's-Hertogenbosch besloten om wekelijks met de collectebus langs de huizen te gaan. Het parochiaal kerkbestuur was toen al van plan om een gasthuis te bouwen "ter verpleging van gebrekkige personen van beiderlei geslachte aan de buitenzijde van de Dussensche zeedijk." Ook al werden de plannen niet direct verwezenlijkt, de noodzaak bleef.

De komst van de zusters voorzag dus in een grote behoefte. Wat later in 1861 kregen de twee Liefdezusters versterking van Gijsberta van Loon uit Oss en Wilhelmina van Asten uit Tilburg. Zij hielden zich aanvankelijk vooral bezig met het onderwijs in taal en handwerken en richten een bewaarschool (een soort kleuterschool) op. Vanaf 1872 vingen de zusters de eerste (zes) weeskinderen op in het in dat jaar aangebouwde Gasthuis en vanaf 1873 namen ze de verzorging van zieken ter hand. Moeder-overste Anthanisia wa al in 1865 overleden. Andere zusters die gedurende langere tijd als moeder-overste optraden waren zuster Benedictine (1876-1894) en moeder Enna (1896-1917). In 1905 waren er nog maar vijf weeskinderen en werd het weeshuis opgeheven.

De door Zwijsen gestichte zustercongregatie trok ook veel meisjes van gegoede komaf, die soms grote sommen geld meebrachten. Een van hen was de als streng bekend staande zuster Josephina Stael uit Dussen, die in 1876 door de Tilburgse congregatie werd aangesteld als overste van de meisjes die voor onderwijzeres studeerden. De congregatie werd steeds rijker door de vele schenkingen, erfenissen en de kostgelden van de novicen. En omdat de verwachting bestond dat rijke kloosters in de toekomst wellicht de arme congregaties moesten steunen, werd in 1875 een Geheim Fonds in obligaties en aandelen opgericht op naam van het R.K. Gasthuis, waarvan de inkomsten werden gebruikt voor het onderhoud van gebouwen en personen, betrokken bij de zustercongregatie. In de loop van de tweede helft van de 19de eeuw waren deze vrouwelijke religieuzen op vele terreinen van de samenleving actief en lenigden veel nood. Bovenal lieten ze een ander, vrouwelijker gezicht van de kerk zien.

Bruiden van Christus

Dussen kent voordat de stichting van het klooster in het dorp zelf een feit is al een traditie van dorpsmeisjes die zich in dienst stellen als Bruid van Christus. Zo worden in de jaren 1848-1851 maar liefst vijftien Dussense jongedames, variërend in de leeftijd van dertien tot 27 jaar, bij een zustercongregatie ingeschreven. Ook later wordt dit voortgezet. Met onder meer de gezusters Stael: Johanna Maria (zuster Maria Rosalia), die in 1858 overste is in het klooster te Heusden en vanaf 1872 in het Ignatiusgesticht in Goirke-Tilburg waar zij in 1897 haar zilveren jubileum viert, en Josephina, haar zuster, die in 1876 door de congregatie van de Zusters van Liefde te Tilburg als geestelijk moeder wordt aangesteld van de meisjes welke voor onderwijzeres studeren maar nog niet in het klooster zijn getreden. Met Cornelia van Dijk (zuster Ferdinando) die in 1938 haar diamanten (60 jaar) professiefeest viert. In 1878 is zij als zestienjarige ingetreden, daarmee het goede voorbeeld gevend aan twee zussen die haar later volgen waaronder Henrica Antonia van Dijk (zuster Maria Woutera) ingetreden in 1879, geprofest in 1883. Maar ook met Wilhelmina van Mol (zuster Maria Azaria) die in 1905 in het St. Jozefgesticht te Tilburg overlijdt en met Theodora Hendrika de Wit (zuster Maria Martina) van de Orde van de H.H. Harten van Jezus en Maria. En wat later met Cornelia Adriana Verhoeven (zuster Adriana) en de van Den Hill afkomstige Theodora Geertruida Heijmans (zuster M. Gabriëlle).

Liefdesgesticht met gasthuis

Uit een acte van 18 augustus 1895 blijkt de vestiging van het Rooms-Katholiek Gasthuis naast de pastorie op een perceel van L. van Mol, maar het gebouw zelf is reeds geruime tijd daarvoor, in 1872, gebouwd. Inmiddels is het Liefdegesticht (uit 1861) met gasthuis in deplorabel staat. Oneerbiedig gezegd, zit men eigenlijk een beetje te wachten op het overlijden van de 94-jarige Mina van Dinteren waarna haar huis en de bunder land, die een ideale plaats vormen voor nieuwbouw van het liefdesgesticht, aan de kerk vervallen. Echter de congregatie in Tilburg wenst zo lang niet te wachten omdat de toestand ondraaglijk wordt. Dus besluit men in 1905 tot een ingrijpende verbouwing van het bestaande gebouwencomplex waarbij het z'n van vooroorlogse foto's bekende vorm zal hebben gekregen. Architect Claase uit Nijmegen maakt een verbouwingsplan dat begroot wordt op ƒ 14.500,-. Inclusief meerwerk en architectkosten komen de totaalkosten uiteindelijk op bijna ƒ 17.000,-. Ter financiering worden een vijftal leningen afgesloten tegen een rente van drie tot drieëneenhalf procent en met een jaarlijkse aflossing van ƒ 250,- te betalen uit de rijksbijdragen voor de school. Voor de verbouwing worden twee aannemers uitgenodigd om in te schrijven. J. van de Akker uit Nijmegen schrijft in voor ƒ 14.200,- terwijl de locale aannemer Teun A. van der Pluijm met ƒ 14.092,- daar net onder blijft. Met borgstelling van F.M. van der Pluijm en Bastiaan van Alphen wordt het werk aan aannemer Van der Pluijm gegund. Waarschijnlijk betreft het hier dezelfde T.A. van der Pluijm die van 1924 tot 1937 een wethouderszetel bekleed in het gemeentebestuur van de gemeente Dussen. Op zaterdag 16 december 1905 wordt na inzegening en ophanging van de kruisweg het gerestaureerde gebouwencomplex in gebruik genomen.

De opvang van wezen is in de beginfase een succes - in 1877 zijn er 22 gehuisvest -, maar wordt in 1905 gesloten. De verpleegden in het gasthuis van het liefdesgesticht zijn gezien de familienamen voornamelijk mensen afkomstig uit het dorp zelf, zowel mannen als vrouwen, soms ook van andere gezindte. Een enkele keer is er sprake van opname van personen uit omliggende plaatsen en ook wordt een weduwe met drie kinderen onderdak verschaft. Daarnaast wordt opvang verzorgd voor armen, zwervers en woonwagenbewoners. Het aantal verpleegden van omstreeks 25 loopt later terug. In 1942 zijn er dat bijvoorbeeld nog maar zes. Met de evacuatie in 1944 is dit aantal - waarschijnlijk door de behoeftige omstandigheden - weer opgelopen tot vijftien en bedraagt het aantal zusters elf.

Het takenpakket van de zusters beperkt zich overigens niet tot louter onderwijs en bejaarden-/ziekenzorg. Beroemd is het “verbandzusterke” dat lichte verwondingen behandelt. Bij het klooster/gasthuis behoort een grote tuin, die door de zusters met hulp van de ouden van dagen wordt bewerkt. Ook worden geiten, varkens en kippen gehouden en bakken de zusters zelf brood. Zelfs wordt een zeker vorm van veterinaire hulp verleend, anders kan de benaming van het “geitenzusterke” niet verklaard worden.

In padvinderskringen van Dussen (Jong-Nederland, Gidsen) leeft in de jaren 60 de legende dat er tussen klooster en kasteel een ondergrondse gang zou bestaan, bedoeld als vluchtweg voor ridders naar een “veilige” verblijfplaats. Aannemer Jan van der Pluijm zou nog vergeefs gewaagd hebben de tunnel te verkennen maar moest die poging afbreken vanwege instortingsgevaar; de ingang werd daarna dichtgemetseld. Het past een beetje bij de padvinderscultuur om een dergelijk mysterieus verhaal aan de clublocatie (Jong-Nederland) te koppelen. Die verbeeldingsdrang vormt waarschijnlijk ook de bron van de legende.
Het klooster dateert van immers 1861, als van ridders al lang geen sprake meer is. De financiële middelen zijn in die tijd beperkt, bij de kasteelheren maar ook het klooster kan slechts gebouwd worden dankzij een behoorlijke schenking. Een tunnel aanleggen in de slappe ondergrond van het Groot Zuideveld is natuurlijk nogal wat. Dat zou vandaag de dag zelfs nog een technisch huzarenstukje zijn, om maar niet te spreken van medio negentiende eeuw. Het idee van een geheime gang zal ook gevoed zijn door het feit dat er in de tuin van het klooster een diepe waterput aanwezig was, waarmee de link van een geheime gang naar het kasteel wel eens gemaakt kan zijn. Overigens is het niet onwaarschijnlijk dat het kasteel een korte ontsnappingsroute heeft gekend voor belegeringen. Dat was bij middeleeuwse kastelen wel meer gebruikelijk. Zo'n ontsnappingsroute zal dan echter nooit erg lang geweest zijn, maar hooguit tot buiten de kasteelgracht. Of het kasteel van Dussen ook zo'n ontsnappingsroute kende, is uit bouwhistorisch onderzoek nooit gebleken.

Het rooms-katholieke verenigingsleven wordt binnen de kloostergemeenschap een warm hart toegedragen. Zo wordt in 1919 enkele jaren na de bouw van een aparte meisjesschool (in 1916) een aanvraag ingediend de lokalen van de oude zusterschool in het klooster te mogen opknappen. Deze zijn reeds in gebruik als vergaderruimte voor het katholieke verenigingsleven, maar middels een schilderbeurt en aanschaf van meubilair kunnen ze tevens dienst gaan doen als patronaatszaal en naaischool. Eind 1920 krijgt een en ander uiteindelijk zijn beslag. Kosten ƒ 1.500,- waarin de parochianen ƒ 500,- bijdragen en ƒ 1.000,- wordt gebruikt van de inkoopsom welke door Mej. A. Wagemakers (65 jr) is betaalt bij haar intrede in het Liefdesgesticht. De zaalfaciliteit is aanleiding voor zuster Matheo om het Mariapatronaat op te richten, maar ook de fanfare, de toneelvereniging en de vakbond maken dankbaar gebruik van de ruimte.

Het Mariapatronaat - niet te verwarren met Mariacongregatie - is er voor jonge meisjes die de lagere school doorlopen hebben. De contributie bedraagt vijf cent per week. Tijdens de patronaatbijeenkomsten op zondagmiddag van 14.00 tot 17.00 uur worden spelletjes gedaan maar ook toneelstukjes ingestudeerd en op gezette tijden uitgevoerd voor een immer stampvolle zaal. Meisjes van het patronaat worden gevraagd als Mariadraagster te fungeren bij de Antoniusprocessie en als ze in betrekking gaan, krijgen ze als aanbeveling van de leiding van het patronaat een bewijs van goed gedrag mee. In 1933 wordt het 12½-jarig jubileum van het patronaat gevierd. Op een foto van het Mariapatronaat staat Drika Eijkhout afgebeeld, naast oprichtster zuster Matheo. Vrij kort na het maken van dit groepsportret treed Drika op achttienjarige leeftijd in bij de congregatie van de Zusters van Liefde als zuster Theroso. Ze werkt in kloosters te Made, Amsterdam en Aarle-Rixtel en bij haar gouden jubileum, in 1986, in het klooster van Rosmalen.

Het sobere en arbeidzame leven van de zusters kent spaarzame momenten van vreugde. Op 21 juni 1911 wordt het 50-jarig bestaan van de zusterscholen in Dussen gevierd waarvoor een comité onder leiding van voorzitter Sjef van Steen en secretaris Johan van Honsewijk een feestprogramma op touw zet. Er wordt een collecte gehouden onder de parochianen, waarvan het feest betaald kan worden maar ook de kapel gepolychromeerd (beschilderd) en van een nieuw altaar voorzien. In 1931 wordt door zuster Norbeta (Johanna Beeris geboren in Tilburg) haar 25-jarig professiefeest gevierd. zuster Damasa (Mej.Divendal) wordt in 1932 voor haar gouden kloosterjubileum in het zonnetje gezet. Het 75-jarig bestaan van het klooster wordt in juni 1936 herdacht, maar vanwege de kommervolle tijd slechts in intieme kring. Feest is er wel voor zuster Matheo die haar 50-jarig kloosterfeest viert in 1938. Verdrietige momenten zijn er natuurlijk ook. Zuster M. Diderica komt in 1925 na een 60-jarig verblijf in het klooster te overlijden en zuster Calasanza (M.E.Buijs) overlijdt een half jaar na haar gouden jubileum op 26 maart 1935. In juli 1940 wordt de oprichtster van het Mariapatronaat, zuster Matheo, ten grave gedragen.

Gedurende de oorlogsjaren voltrekt zich een drama in het gasthuis. “Op donderdagochtend 1 oktober 1942 wordt door zuster Octavianus, in de wereld Joh. van Korven geboren te Dussen, het ontbijt gebracht bij een zeventigjarige pensiongast, die reeds gedurende langere tijd van zijn ontevredenheid over de verzorging blijk geeft. In het klooster staat de man bekend als iemand die altijd wat heeft aan te merken. Blijkbaar is er die bewuste ochtend opnieuw een woordenwisseling ontstaan waarbij de man in een vlaag van verszinsverbijstering de zuster aanvalt met een mes en haar daarbij dodelijk verwondt. Als de zusters, op het tumult afgekomen, de kamer binnenkomen zit de dader rustig aan zijn ontbijt en bekent “dat heb ik nou gedaan”. Het slachtoffer is 55 jaar en reeds 26 jaar in het klooster in Dussen werkzaam. Naast haar verzorgingstaak in het gasthuis, is zuster Octavianus ook vaak werkzaam in het dorp zelf en daardoor bij iedereen bekend en geliefd. De dader, een geboren Dussenaar, is tot hij zijn intrek had genomen in het gasthuis, werkzaam op een scheepswerf te Waspik. In het dorp staat hij goed bekend.”

Net als de rooms-katholieke kerk overleven klooster en gasthuis de oorlog niet. Na de bevrijding heeft het er zelfs even de schijn van dat de zusters helemaal niet meer terugkomen in Dussen maar nadat de voormalige pastorie tot klooster is verbouwd pakken de zusters hun onderwijstaken weer op; de opvang van ouden van dagen wordt niet meer hervat. Tien jaar later, in 1955, komt vanuit Tilburg echter alsnog de onheilspellende mededeling dat het klooster in Dussen gesloten gaat worden. De laatste vijf zusters vertrekken, ondanks verwoede pogingen van pastoor en kerkbestuur om dit te voorkomen. Moeder-overste Judith en de zusters Laeha, Innocens, Petra en Engelina verhuizen naar Hank. Zuster Josephine Verstappen mag in Dussen blijven werken. Voor het vervoer wordt door het kerkbestuur een auto aangeschaft met postbode en koster Sjef Reijnaars als taxichauffeur. Na sluiting van het klooster, wordt er de lederfabriek WEK in gevestigd, waar een groot aantal Dussenaren hun eerste schreden op de arbeidsmarkt zetten of er dichter bij huis werk vinden, totdat het pand - net als het kerkhof - uiteindelijk moet wijken voor de aanleg van de provinciale weg van Hank naar Wijk en Aalburg.

Niettemin de zusters “metterwoon” uit Dussen vertrokken zijn, wordt door het comité Eeuwfeest zusters in Dussen in juni 1961 groots uitgepakt om te gedenken dat de zusters op 27 juni 1961 100 jaar in Dussen actief zijn. Na een plechtige H. Mis, gezongen door de schoolkinderen, is er een ontvangst in de raadszaal van het kasteel, waar de zusters worden toegesproken door deken Van Kessel, burgemeester Krijgsman en pastoor Van den Hoven en cadeaus krijgen overhandigd. Daarna staat de tafel gedekt in de burgerzaal en na het eten is er een receptie waarbij honderden belangstellenden de zusters komen feliciteren. Tot slot is er nog een rondrit door het dorp en in de week daarna nog tal van feestelijke activiteiten op school met onder andere poppenkast en film voor de kinderen.

Nadat in 1960 ook het klooster in Hank de deuren sluit, verhuizen de zusters naar Geertruidenberg en later naar Made, waar vandaan met een volkswagenbusje, bestuurd door zuster Consolata, naar “het werk” gependeld wordt. In 1968 nemen de zusters Alexandrea, Consolata en Frederique hun intrek in een huurwoning aan de Van der Dussenlaan in Dussen. Dat is ook het moment waarop de habijt wordt afgelegd en de karakteristieke nonnenkap verdwijnt. Het is in dubbel opzicht een enorme verandering. Van de beschermde omgeving van een klooster naar een rijtjeshuis. Dat betekent een huishouden bestieren, zelf boodschappen doen, kleren kopen, zelf koken. Met het afleggen van de habijt voelen de zusters zich wel meer geaccepteerd, ze horen er nu echt bij. In 1976 stopt zuster Alexandrea en vertrekt naar Venlo en in 1979 gaan ook de twee laatste zusters met pensioen. In 1990 verhuizen zuster Consolata en zuster Frederique naar het klooster van Moergestel en komt daarmee een definitief einde aan het verblijf van de Zusters van Liefde in Dussen.

Bronnen

Koninklijke Bibliotheek: Digitale dagbladen: Het Centrum, Het Vaderland, N.R.C. en Het Volk, periode 1910-1945.
Streekarcief Heusden: Nieuwsblad Land van Heusden en Altena.
Gemeentearchief Waalwijk: Echo van het Zuiden.
Gemeentearchief Waalwijk: Jaarverslagen Kamer van Koophandel periode 1922-1950
Stadsarchief Breda: Bisschoppelijk archief, rapport ETIN, soc-econ. positie Gem.Dussen door uitvallen papierfabriek Maasmond, Tilburg augustus 1946 Noord-Brabant op weg naar naar groei en welvaart 1850-1920, Dr. H. van Veldhoven, Nijmegen 1963.
Geschiedenis van Dussen en zijn Kasteel, manuscript H. Donkersloot, 1939.
100 Jaar Land van Heusden en Altena, J.Huizenga, september 1982.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl