(Voor)geschiedenis van boerderij Dussendijk 29

De boerderij Dussendijk 29 is vooral bekend onder de naam 'boerderij van Joske Verhoeven'. Het pand zou in 1789 gebouwd zijn maar de hoeve of het hof of de werf zoals het vroeger genoemd werd, kent een interessante voorgeschiedenis die teruggaat tot begin zestiende eeuw.





Aan de stoep van de Oude Straat

In 1521 was de buitendijkse verlanding al aardig op gang gekomen en vormden zich ten westen van de Kornsedijk onbedijkte gebieden met landerijen die aangeduid werden als De Kleijne - en De Groote Laer terwijl aangrenzend meerdere hoeves lagen, zoals: de Dortsche hoef, de Floris Adriaenszoen Bisscop hoef, de Bruijn hoeve, de Pieter Goverts hoef, de Boeckelaershoef en de Jan Vranckezoen Hoeve. Ter verduidelijking: een hoeve was geem monumentale boerderij maar bestond uit meestal meerdere percelen land, doorgaans gezamenlijk ter grootte van 24 morgen maar als gevolg van erfdeling kwamen kleinere afmetingen ook voor. De ontsluiting van dit buitendijkse gebied werd gevormd door het Out Straetken. Via deze landweg waren de landerijen bereikbaar maar ook enkele reeds in 1521 aanwezige buitendijkse boerderijen met omringend land zoals ‘het Hof van Dalen’ van Willem Verduijn en de ‘Muggenborch’ van de man die bekend stond als ‘Brueder’ maar vermoedelijk identiek was aan Adriaen Aertszoon Stael. Een zekere meester Evert of Everaert de Veer had het land op de Laer in eigendom maar hij had er ook een boerderij en wel aan de Kornsedijk ter hoogte van de aansluiting van het Out Straetken met de Kornsedijk. 'Die Laere behoirt toe meester Everaert voirs, dairop hij heeft een huijs buijten neffens den dijck genaempt die Laer Werf, dairop woende zijn pachter genoempt Geerit Aertszoen' staat er in een onderzoeksverslag uit 1521-1523 geschreven. Behalve in dit verslag is de boerderij tevens op een kaart uit 1647 op die plaats ingetekend. Het was de voorloper van de latere (1759) boerderij Dussendijk 29.

Volgens de muurankers werd de huidige boerderij gebouwd in 1759. Naar alle waarschijnlijkheid in opdracht van Corstiaan van Dijk (ca. 1700-1768) of door zijn zoon Govert (1724-1804). Het huis werd gebouwd in het poldertje Klein Zuideveld behorend tot Muilkerk maar feitelijk gelegen in de Nieuw Dussense- of Zuid-Hollandse polder in Munsterkerk die in 1679 werd omdijkt. De familie Van Dijk had in deze grote vruchtbare polder bezittingen en behoorde er tot de heemraden.
De huidige boerderij die ingetekend staat op de eerste kadasterkaart, werd in 1822 door twee kinderen van Govert van Dijck voor 1.125 gulden verkocht aan Quirinus Schijvens. Voor dat bedrag kocht hij het huis, achterhuis, varkenskooi, schuurtje, buitendijkkaveling, hof, erf en boomgaard. Quirinus begon er zijn broodbakkerij in. Helaas kwam hij in 1828 jong te overlijden. Zijn weduwe probeerde het bedrijf voort te zetten door met een bakkersknecht - Antoni van Houtum - uit Waalwijk te trouwen. Hun geluk was echter van korte duur want de vrouw stierf in 1830. Het erfdeel van de bakkersknecht was niet groot genoeg om het huis en de bakkerij over te nemen en in 1831 verkochten haar gezamenlijke erfgenamen het pand aan landbouwer Gerrit Baas die op het punt stond te trouwen met de vermoedelijk niet onbemiddelde Suzanna van Mourik uit Gorinchem. De zaken floreerden en Gerrit werd zelfs gekozen tot lid van de gemeenteraad. Na hun overlijden werd hun totale onroerend goed bezit verkocht waarbij het werd ingezet en verhoogd tot het kapitale bedrag van 63.000 gulden.
De boerderij werd in juli 1875 bij opbod voor 6.900 gulden aangekocht door Hendrikus Gerritszn Verhoeven (1832-1912), de oudste zoon van Gerardus Verhoeven en Margaretha van Dinther van de Johannes-hoeve aan de Korn in de buurt van de Ka. Hij was enkele jaren eerder (1871) getrouwd met Adriana Staal, dochter van Adriaan Staal en Cornelia van der Pluijm die in een boerderij buitendijks aan de Rommegatsedijk woonden. Hendrikus zette zich ook bestuurlijk in voor de gemeenschap. In 1884 kwam hij in de gemeenteraad en in 1895 werd hij benoemd tot heemraad voor de Zuid-Hollandse polder. Na zo’n 25 jaar raadslid te zijn geweest, viel hij bij de verkiezingen in 1909 buiten de boot. Elisabeth de Wit uit Drunen en Johanna Meijers fungeerden als dienstbode bij Hendrikus en Adriana.
Na het overlijden van zijn vader nam de oudste zoon Gertje Verhoeven (1872-1961) het boerenbedrijf over; hij was drie jaar eerder getrouwd met de dertien jaar jongere Sientje Buijs uit Herpt, al had dat nog wel enige voeten in aarde (zie daarvoor Kleine geschiedenissen, deel V De Korn, p.190-196). Behalve een hardwerkende boer was Gertje ook ‘peeënagent’ voor Dussen en omstreken voor de suikerfabriek in Statendam en dat werd je niet zomaar. De boerderij bleef tot in de eenentwintigste eeuw eigendom van de familie Verhoeven.

Tot zover de bekende en ook beschreven boerderijgeschiedenis van Dussendijk 29 maar wat valt er verder nog te vertellen over de vroege geschiedenis van het pand? Belangrijke bronnen voor het ontrafelen daarvan zijn onder meer: Het verslag van de onderzoekscommissie naar de aanwassen in de Verdronken Waard uit 1521-1523 (publicatie Valentine Wikaart in 2015), de kohieren van de Tiende Penning van Munsterkerk en Muilkerk voor de jaren 1543/1544, alsmede de zeventiende eeuwse (1669) Kaart en metingen van de landen ten westen van Dussen gemaakt en beschreven door de landmeters Joris van Roij en Mattheus van Nispen; van de twee laatste bronnen werd door Paul en Anja Seesink van der Pluijm een transcriptie opgesteld die beiden geraadpleegd kunnen worden via deze website.

Dirck Adriaenszoon gaf in 1523 ten overstaan van de hiervoor genoemde onderzoekscommissie een uiteenzetting (verklaring 191) over het buitendijkse (Kornsedijk) landbezit of -gebruik. Dirck, geboren in 1473 en eerder wonende in Gijssen maar in 1523 in Dussen, was een zoon van Adriaen Aertszoen alias 'Brueder' en werd daarom ook wel Dirck Bruinszoen genoemd. Hij wist waarover hij sprak want hij fungeerde al 12 tot 13 jaar als 'clerck van Dussen' en bekleedde daarnaast ook de functie van schout van Munsterkerk.

Volgens Dirck was de Kleijne - en Groote Laer tesamen ongeveer 25 tot 30 mergen groot en in bezit van mr. Evert de Veer uit Gorcum. Een perceel van vier tot vijf morgen daarvan, bijna naast de Kornsedijk gelegen, werd echter geclaimd door de kerk van Munsterkerk zijnde een schenking van de erfgenamen Van den Eick (de overleden schout van Munsterkerk en Muilkerk, Aert Aertsen van der Eijck) maar desondanks bleef mr. de Veer het perceel voor eigen gewin gebruiken door het te beweiden met paarden.
Volgens verklaring 69. had Evert de Veer de gehele Laer, destijds nog maar 23 morgen groot, omstreeks 1509/1510 voor 3-4 ponden grooten Vlaams aangekocht van de eveneens in Gorcum wonende Willem Willems[sen van Houwelingen] die het op zijn beurt omstreeks 1480 had overgenomen van Jan van Galissien. Lijsbeth, de weduwe van Willem Willems van Houweningen, beweerde echter dat Evert de Veer haar voor de aankoop nog 12 ponden grooten Vlaams verschuldigd was, te voldoen op Sint Jansmisse. Omdat hij nog steeds niet betaald had, waren hem de eigendomsbrieven nog niet overhandigd; deze lagen thans bij haar rentmeester in Oudenbosch (verklaring 68). Of Evert de Veer zijn achterstallige schuld alsnog voldaan heeft, is niet overgeleverd maar in 1539 werden door een nichtje Anna Bisschop, tevens erfgenaam van Willem Willemsen van Houwelingen, de eigendomspapieren alsnog overgedragen.
Bron Taxandria en Collectie Groesbeek.

Op een kaart uit 1550 staat de Kleijne - en de Groote Laer aangegeven. Het driehoekje links tegen de dijk aan en gemarkeerd als A4 was het buitendijkse deel van Het Klein Zuideveld dat bij Muilkerk hoorde. Hoewel niet ingetekend op deze kaart, stond hier de boerderij de Laer Werf, eigendom van Evert de Veer maar verhuurd aan de pachter van zijn land. Het was de voorloper van de in de 1759 nieuw gebouwde boerderij Dussendijk 29. Net boven het driehoekje bevond zich de Nieuwe Sluijs ten behoeve van de uitwatering van de binnendijkse Dusse. De buitendijkse kreek liep vanaf de Nieuwe Sluijs richting het Hellekensgat. Ten zuiden van deze buitendijkse kreek lag een perceel land van wel 28 morgen groot, aangeduid op de kaart met de letter R, eigendom van Willem van der Duijn, die er ook op woonde in zijn Hof[stede] van Dalen. Het perceel daarnaast (S) deelde hij met Evert de Veer. Langs dit land liep het Out Straetken of wegh met links een strook land (Q) van de Graefelijkheid en verderop rechts van deze landweg onder meer: De Cray Weer (A3) ook wel Hoij Weer genoemd, de Dortsche Hoef (D3) van Evert de Veer, de Floris Adriaenszoen hoeve (I3) met daarnaast het perceel genaamd Bruijn Adriaen hoeve (K3) waarop Aerts Adriaenszoen alias Brueder zijn huis de Muggenburch stond. Dit gebied vormde voor de vloed het 'centrum' van Munsterkerk met de kerk en het kannunikkenklooster aan de oever van de Dusse.

Geleerde man van grote wetenschap

In een tijdschriftartikel uit 1935 wordt mr. dr. Evert de Veer Claeszoon uit Gorcum omschreven als 'een van de geleerde mannen van Gorinchem; afkomstig van de oudste burgerij van aan begin deser stadt, hy was van uytermaten groote wetenschap, uyt wiens takken meer geleerde mannen zijn gesproten, zelf studeerde hij in 1487 aan de universiteit van Orleans in Frankrijk, hij wiert ook loontrekkende raatsman of pensionaris alhier in Gorcum, bleef dat ook in de jaren 98, 99 en 1500, wiert daarna bezoldigd raadsheer van den hove van Holland, doch weet eygentlijk niet wanneer, en ook raadsheer in den grooten Raad te Mechelen, allemaal treffelijke eereampten voor een Gorinchems borger.'

Landheer Evert de Veer

Maar hij was behalve 'een geleerde man' ook grootgrondbezitter met in ieder geval flink wat land in Gorinchem e.o. en in Altena maar ook in Dussen Muilkerk en Munsterkerk. In Muilkerk had hij vooral percelen in eigendom ten noorden van de Dusse, grenzend aan Hil en Babyloniënbroek. In Munsterkerk had hij dus onder meer de hele Laer in bezit met de boerderij 'die Laer Werf' die hij verhuurde aan de pachter van zijn landerijen op de Laer: Geerit Aertszoen. Daar, in de 'goeikamer' van de boerderij, zal pachter Geerit Aertszoen en later zijn zoon Zegher Gherits zn met enige regelmaat de landheer en zijn rentmeester met alle égards ontvangen hebben. Naast het incasseren van de pacht, zullen de heren er de dagelijkse gebeurtenissen en de lokale nieuwtjes besproken hebben met hun pachter. Daarbij zal de actuele situatie op het kasteel ongetwijfeld gespreksstof opgeleverd hebben. Jan VI van der Dussen was enkele jaren geleden (in 1536) overleden en had zijn twee dochters Cornelia en Hilligondis tot erfgenaam benoemd. Hilligondis was in 1541 weduwe geworden terwijl Cornelia na het overlijden van haar eerste man was hertrouwd met Govert van Brecht. Deze begon zich steeds meer als vertegenwoordiger van zijn echtgenote en schoonzuster inzake het domein Munsterkerk en Heeraartswaarde te profileren. Hij vervulde die rol op afstand omdat hij met Cornelia in Breda woonde en niet op het kasteel in Dussen.
De vanouds bestaande vertrouwde band van de domeinheren of -vrouwen met het erfgoed aan de Dusse had uiteraard wel te leiden van het gemis aan directe communicatie met de zogenaamde inburen, wat mogelijk consequenties zou kunnen hebben voor de inwoners en met name voor de grondeigenaren. Dat besef was kennelijk ook tot Van Brecht doorgedrongen, reden waarom hij Francois van Couwenhoven tot rentmeester van het domein benoemde. Naast zijn besprekingen met de pachter werd in de boerderij 'die Laer Werf' ook met andere zakelijke partners overleg gevoerd over landbeheer en -bewerking en vermoedelijk ook wel over de te hanteren strategie bij het investeren en in gebruik nemen van nieuwe op- en aanwassen. Door het Verslag van de Onderzoekscommissie in 1521-1523 was er dan wel meer duidelijk gekomen over eigendom van het buitendijkse land, het gebied wat later de Zuidhollandse polder zou worden was echter nog altijd onderhevig aan de dynamiek van aan- en opwassen waarbij adequaat en doortastend handelen lonend bleek. Daarnaast vroeg de voortdurende dreiging van het water continue hun aandacht waarbij bedijking als een serieuze optie werd gezien. De eerste plannen voor de omdijking zullen er zeker met veel belangstelling zijn ingezien en besproken.

Boerderij Laer Werf

Pachter (in 1521-1523) Geerit Aertszoon op de Laer staat niet geregistreerd in de kohieren van de Tiende Penning 1543/1544; hij was toen vermoedelijk al overleden. Wel is er een vermelding van Zeger Gheritzn - vermoedelijk zijn zoon - met een hoeve ter grootte van 21 mergen plus nog 10 hont gehuurd land met een huis, hof, berghschuur met thiende en toebehoren waarvoor Zeger een heffing verschuldigd was van maar liefst 81 gulden. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid betrof dit boerderij Laer Werf, welke nadien in bezit is gekomen van het geslacht Van Dijk dat begin zestiende eeuw (1521) ook over buitendijks land in Munsterkerk in de latere Zuid-Hollandse polder beschikte. Medio achttiende eeuw zal de oude boerderij aan vervanging toe geweest zijn. Van Dijk liet in 1759 op dezelfde plek de huidige boerderij Dussendijk 29 optrekken. Onderzoek heeft uitgewezen dat de huidige boerderij Dussendijk 29 werd gebouwd op fundamenten van een oudere boerderij.

Uit een oorkonde uit 1547 die later aan het dossier van de Tiende Penning 1543/1544 werd toegevoegd blijkt dat de Laer met boerderij de Laer Werf en ander naburig land door Evert de Veer of zijn erfgenamen werd verkocht. De transcriptie van de oorkonde werd opgesteld door Paul en Anja Seesink van der Pluijm.

Oorkonde van 10 juni 1547

Dit sijn alsulke morgh talen als als aen die Dussen inde ambacht van Muijnsterkerck inde hoefslach ghelegen sijn binnen dijcks ende ?.o.? schout ende ghesworenen aen ghebrocht sijn. / Dit landt leijdt onder Munsterkerck onder? Dussen ? /
Dirck Goertse ?? / Herman van Devether [Deventher] ende Dirck Goertse van merve?nc beijder m?? der stadt van shertogen bossche / hebben lijggen verscheijden percelen van lant / onder suithollant / ter plaetsen genoemt aende Dussen ?? voirss lant al te samen gelegen is buijten dijcks / en is noch ong???? maer is hen beijden noch toebehorende onbedeikt / waer af d?? groette van de lande hier onder staet / s?lno ombegrepen me? Inste m? Inde eerste een huijs staende aende Dussen buijten dijcks op eene ??? ende omtrent dat huijs is gelegen omtrent sestigh mergen lants welck lant samen begrepen is met eene zomer dijck / welken dijck -mer voer cost te onderhouden / d’een ?aen seventich gulden d??de tachent?? ende dat voirheden omtrent s’negentich carolse gulden / ende eertijts wel?? hondert carolse al nae die grote wateren ende winden dier comen noch een stuck lants aende voirss huijsinge nochtans buijte den zomersdijck groot omtrent vijff mergen genoemt den poten camp noch een stuck lant omtrent die voirss huijsinghe oeck buijte den selve zomerdijck groot omtrent sestien mergen genoemt die dort[s]?e hoe[ve]?? noch een stuck lants omtrent vijff mergen groot / noch drie wer?? lant te samen groot omtrent een ende twintich mergen / d’welc noch t?????? niet en is den slee? / maer dien sin int voirlede iare opgemaect twee koijen / waer af noch geen profit af is gecomen al dit voirss lant met al sin toebehoirte heeft Herman van Denenther sin helft verpacht den voirss Derck Goertsen iaerlicx voer hondert end vijenseuentich carolse gulden / dies soe is Dirck voirss sculdich tot sijnen cost ende last te onderhouden den voirss zomer dijcksloten/ water laten / tuijnen / gran? ende alle laste totte lande behoren.
Actum den thienden dach Junij Ao xlvii [1547] / bi?nen shertogen bossche.

Van Deventher en Goertse hadden het land in Dussen al eerder, in 1539, aangekocht van Willem Willems van Houwelingen. Anna de Bisschop, gehuwd met Vierling, en een dochter van Jacob Bisschop en Margriete van Houwelingen, was een der erfgenamen van Willem Willems van Houwelingen en zijn vrouw Elisabeth, eigenaren van het Groot Laar en Klein Laar, samen 40 morgen groot, gelegen in het ambacht van Munsterkerk bij Dussen. Hun erfgenamen gaven op 22 april 1539 alle bescheiden aangaande dat goed over aan Herman van Deventer en Dirk Goderts uit 's-Hertogenbosch.
Bron: Houwelingen, van | 1539-04-22 - Taxandria jg 41 p 84 - Achternamenindex - Bron: https://www.collectiegroesbeek.nl/

De twee Bosschenaren Van Deventher en Goertse hadden er in de buurt nog meer land in eigendom onder meer een perceel buitendijks de zomerdijk gelegen, groot 5 morgen en de Potencamp genoemd, alsmede een perceel, groot 16 morgen, genaamd de Dortse Hoef. Voorts nog een perceel land van 5 morgen en 3 werfen, tesamen groot 21 morgen waarop in het verleden 2 kooien (eendenkooien) gevestigd waren maar die nog geen opbrengsten gegenereerd hadden.
Van al deze landerijen - in totaal 107 morgen - had Herman van Deventer de hem toebehorende helft verpacht aan mede-eigenaar Dirck Goertse voor 175 carolus guldens per jaar die tevens de verplichting overnam voor het dijkonderhoud en het bijhouden van: 'sloten, waterlaten, tuinen en al datgene wat verders bij de percelen behoort'.

Het perceel 'Dortse Hoef' was volgens de kaart van de Zuidhollandsche polder opgemaakt in 1669 door de landmeters Joris van Roij en Mattheus van Nispen gelegen achter (ten zuiden van) De Laer - bereikbaar via het Oud Straetgen - en liep vandaar af door tot aan het water van De Middelt. Het perceel was destijds (1669) slechts circa 9 morgen groot en omdat het doorsneden werd door de rivierloop van de de oude buitendijkse Dusse, was het opgedeeld in twee percelen met twee verschillende eigenaren, te weten: perceel 145 Dortsehoeff van ‘t out straetge tot d’oude Dussen toe, Hendrick van Gils cum suis 5 mergen 119 roeden en perceel 146 Dortsehoeff van d’oude Dussen tot de Middelt toe, d’Heer Wevelinckhoven 3 mergen 492 roeden. Wellicht dat naastgelegen percelen oorspronkelijk ook deel uitgemaakt hebben van de Dortse Hoef van 1547.

Toelichting oorkonde 1547

Herman van Deventer en Dirck Goertse, beiden afkomstig uit 's-Hertogenbosch, waren in 1547 eigenaar van onroerend goed in Dussen Munsterkerk destijds behorend tot Zuid-Holland. Hun land lag buitendijks (Kornsedijk, dus in de latere Zuidhollandse polder). Het betrof omstreeks 60 morgen land omgeven door een zomerdijk - vrijwel zeker was dit de omkade Laer - waarvoor de eigenaren onderhoudsplichtig waren. De kosten daarvoor bedroegen zo'n 70 tot wel 100 carolus guldens per jaar, al naar gelang weer, wind en water. Op dat land stond ook een huis, mogelijk tHof van Dalen dat omstreeks 1521 bewoond werd door Willem vander Duijn. Maar ook Everart/Evert de Veer had een huis op de Laer 'buijten neffens den dijck genaempt die Laer Werf, dairop woende zijn pachter genoempt Geerit Aertszoen'.
Herman Prounincx van Deventer, waarmee we verderop in dit verhaal nog zullen kennismaken, was een behuwd neef van een kleinzoon van Evert de Veer.

Een van zijn achterkleinzonen was Gerrit de Veer Albertzn die in de jaren 1596-1597 de tocht naar Nova Zembla en de overwintering aldaar onder Jacob van Heemskerck en Willem Barendsz heeft meegemaakt. Gerrit was echter op 1 november 1597 behouden te Amsterdam teruggekeerd. Hij beschreef zijn avonturen in het boek: 'Waerachthige Beschryvinghe van drie seylagiën, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort, drie jaeren achter malcanderen deur de Hollandtsche ende Zeelandtsche schepen by noorden Noorweghen, Moscovia ende Tartaria, na de Coninckrijcken van Catthay ende China, so mede vande opdoeninghe vande Weygats, Nova Sembla, ende van't landt op de 80 graden, dat men acht Groenlandt te zijn, daer noyt mensch gheweest is, enz....

Evert was getrouwd met Helena van Baexem, een dochter van de Gorcumse drossaard die in 1535 weduwe genoemd werd; Evert was toen dus al overleden. Uit het huwelijk zijn vijf kinderen bekend waaronder priester Claes en dochter Marie die in 1534 en in 1537 eigenaar werden van de Ponsenhoeve met een huis en gezaat (Niclaes), respectievelijk de Elsenhoeve (Marie), beiden gelegen in Muilkerk.
Evert de Veer moet een invloedrijk landheer in Muilkerk en Munsterkerk geweest zijn. Behalve zijn hoeve op de Laer en andere percelen in de omgeving met de boerderij 'Die Laer Werf' bezat hij ook land in Muilkerk en in Babylonienbroek. Zo was hij een tijdje gebruiker van de Adriaenshoef waarmee vermoedelijk de Adriaen van Herlaershoeve wordt bedoeld. Hij had een deel van de naastgelegen Ponsenhoeve in eigendom en vanaf 1521 ook 22 morgen land ten noorden daarvan in Hil/Babylonienbroek in de Grote Sluisweer, de Taphoeve en de Oosterse hoeve.
De overdracht van dat land in Babyloniënbroek werd bevestigd in de Rechtsbronnen van Woudrichem en Altena in akte 371. Voor schepenen van Woudrichem draagt Mr. Aart Boekelaar 38 morgen land te Babylonienbroek, nader omschreven in den heemraadsbrief van 1499 maart 7, in eigendom over aan Mr. Everard de Veer en Willem Goudt. De oude eigendomdsbewijzen worden mede overgegeven.

Zijn zoon Laureys (Laurens) de Veer (Vere), schepen van Breda 1544-1547 alwaar hij een huis bezat in de Steenbrugstrate, had ook nogal wat land in Muilkerk maar liet uiteindelijk vele schulden na waardoor zijn weduwe Juffr. Elisabeth van Nederven, overleden 1554/1560, genoodzaakt was zijn erfenis onder voorrecht van boedelbeschrijving te aanvaarden; Uit dit huwelijk:
a. Nicolaes (Claes) de-Veer, verkreeg 10.9.1570 de ambachtsheerlijkheid Krimpen aan de IJssel, bij gifte onder de levenden en later bij testament van zijn behuwd neef Hendrick Proening van Deventer (die later de Laer in Munsterkerk voor de helft in eigendom had), behoudens recht van aflossing voor de heer.
b. Juffr. Agnes de Veer, verkreeg de ambachtsheerlijkheid Krimpen aan de IJssel 13.6.1570, na de dood van haar broer Nicolaes. 9).Tr. Richard (Rytaaert) Nobel.

Bron: Genealogische fragmenten door G. C. A. JUTEN, pastoor Willemstad, in Taxandria, jg 42, 1935.
De Navorscher, jaargang 1915, Genealogie-De Veer door JAM. PENNINCK.
Repertorium op de lenen van Altena, door J.C. de Kort

Pachter Zeg(h)er Gherit zn mocht in 1542 nog wel niet tot het selecte groepje van notabelen behoren - hij werd pas in 1565 heemraad in Munsterkerk - maar met 81 gulden was hij wel een grote betaler van de Tiende Penning. In het kohier werd hij geregistreerd met: 'een hoef in hueren van xxi [21 mergen] met huis / met hof berghschuer thiende met hoer toebehoren'. Hij was een zoon van Geerit Aertszoen die in 1521-1523 pachter was van land op de Laer dat eigendom was van Evert de Veer uit Gorcum maar tevens bewoner van het bijbehorende - neffens de dijk staande - huis aldaar. Dat de buitendijkse 'hoef' met huis, berghschuer, hof en thiende met toebehoren gehuurd door Zeger Gherit zn in 1543 voor de Tiende Penning werd geregistreerd in Muilkerk in plaats van in Munsterkerk had te maken met het feit dat dit buitendijks deel tot het ambacht Muilkerk gerekend werd. Dat werd bevestigd in 1759 toen de bouw van een nieuwe boerderij Dussendijk 29 plaatsvond, op bestaande fundamenten in een poldertje dat op dat moment bekend stond als 'Klein Zuiderveld'. Deze polder was grotendeels binnendijks gelegen maar van oudsher - al vóór de Sint-Elisabethsvloed - was dit gebied er onderdeel van en dus ook van het ambacht Muilkerk.
Bron: verklaring 191, Verslag Onderzoekscommissie 1521-1523.

Bronnen

18 Monumentbeschrijving door V.C. Wikaart-Derkzen (2015).

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl