Van Moergestel, van boomkwekers tot bestuurders

Oorsprong

De tuinierstak van Van Moergestel in Dussen is oorspronkelijk afkomstig van Den Hill en Babyloniënbroek. Daar woonde in 1688 Bastiaen Janse van Moergestel die dat jaar trouwde met Margrietje Joostens/Goosens uit Genderen. Uit dat huwelijk werden tenminste vijf zonen geboren. De vierde zoon, Arien of Adrianus (?-1759) genaamd, is de stamvader van de Dussense-tak. Hij trouwde met Adriana Kivits van den Hill. Ze woonden in Babyloniënbroek en kregen tenminste twaalf! kinderen, die overigen allen in Dussen gedoopt werden maar dat had met rooms-katholieke geloofsovertuiging van de ouders te maken. Hun oudste zoon heette Johannes (1728-1787) en was vernoemd naar zijn opa van moederskant Jan Jansz Kivits. Of deze Jan Jansz Kivits familiebanden had met het bestuurdersgeslacht Kivits in Broek is nog niet onderzocht. Johannes van Moergestel trouwde met Johanna Munneke uit Elshout.

Verhuisd naar Dussen

Een van hun kleinzonen was Dirk van Moergestel (1783-1830), arbeider van beroep en getrouwd met Zijke Capteijn. Van hem is bekend dat hij in Dussen woonde, aan de dijk ongeveer halverwege tussen de Krekeldraai en De Putte (in 1820 kadasternummer H178-179) maar dan wel aan de noordkant van de dijk. Later werd dit pand de woning van Gerrit Koops, Gerrit Koops jr. en Hendrik Koops de fietsenmaker.
Dirk of wellicht zijn vader al nam het besluit om naar Dussen te verhuizen. Dat was destijds een beweging die meer families maakten. Bekend is dat vanuit Den Hill en Babyloniënbroek onder meer de geslachten Sprangers, Stael, Schalken, Heijmans, Verhoeven, maar ook anderen, besloten om in Dussen te gaan wonen. Dat had voornamelijk te maken met het feit dat Dussen in de achttiende eeuw een economische opleving doormaakte. Midden zeventiende eeuw was de Zuid-Hollandse Polder bedijkt geworden waardoor een groot gebied van vruchtbaar land ter beschikking kwam voor de landbouw waardoor de economie, werkgelegenheid en welvaart groeide.

De geboorte van Dirks oudste zoon Adrianus van Moergestel (1816-1891) werd aangegeven ten huize van burgemeester Stael, tevens ambtenaar van de burgelijke stand, die in de Achterstraat van het Binnen woonde. Als getuigen fungeerden de buurtbewoners Evert Wijtvliet en Cornelis Akkerman. Adriaan trouwde met Johanna Hussaarts uit Hoogerheide en woonde aanvankelijk in het ouderlijk huis. Maar in mei 1880 verkocht Hendrikus van Dongen uit Dussen aan Adriaan van Moergestel: een huis, erf en tuin, kadasternummer H963-966 (betreft huis tussen Fien de Joode en hulppostkantoor met achterliggend perceel), voor ƒ 1200,- . In het bevolkingsregister, periode 1890-1910, werd dit pand laatstelijk aangeduid met nummer B129 en stond Adriaan er als tuinder ingeschreven. Ten tijde van de eerste kadastrale opmeting in 1820 stond hier de boerderij met schuur van de kinderen Theodorus van Dongen. Adriaan van Moergestel verkocht in datzelfde jaar 1880 aan Gerrit Koops zijn ouderlijk huis, erf en tuin, kadasternummer H178-179, groot 6.50 aren voor ƒ 1060,-.

De oudste zoon, Theodorus van Moergestel (1849-1929) begon aanvankelijk als klompenmaker maar nam na het overlijden van zijn ouders, die kort na elkaar in 1891 en 1892 stierven, de ouderlijke woning over en zette ook het tuindersbedrijf voort en breidde het uit met een boomkwekerij. Voor de aan- en afvoer van tuinbouwproducten van het land naar het magazijn of de laadplaats voor vrachtwagens, werd een smalspoorbaantje aangelegd. Theodorus kocht daarvoor, na het aflopen van de graafwerkzaamheden van de Bergse Maas, smalspoorrails van aannemer Van Seters & Becker. In 1907 schreef hij met een aanneemson van 1.293 gulden succesvol in voor het onderhoud van de beplanting langs de Rijksweg van Sleeuwijk naar Breda ter hoogte van de gemeentes Dussen en Raamsdonk. Daarentegen was zijn inschrijving voor de beplanting van de kanaaldijken in 1912 langs de Zuid-Willemvaart te hoog gegrepen. Naast zijn werk vervulde hij legio bestuursfuncties in Dussen. Zo werd hij in 1905 voorzitter van de kegel- en ontwikkelingsclub Utile Dulce en een jaar later, in 1906, werd hij verkozen in het overkoepelend bestuur van de R.K. Mannenvereniging Ons Belang met de afdelingen Eer en deugd, Paulusvereniging tegen drankbestrijding, bevordering godsdienstige ontwikkeling, katholieke sociale actie. Hij was toen ook al bestuurslid van de R.K. Kiesvereniging, de voorloper van de Rooms-Katholieke Staatsparij, kortweg RKSP, want in 1907 werd hij herkozen. In 1907 deed hij ook een weliswaar vergeefse poging om gemeenteraadslid te worden, wat hij in de jaren daarna nog zou herhalen, maar eveneens zonder resultaat. In 1908 werd hij voorzitter van het plaatselijk comité der Katholieke Sociale Aktie een onderafdeling van de R.K. Mannenvereniging. Hij bleef deze functie langdurig vervullen want in 1924 was nog steeds voorzitter. Met name als voorzitter van de mannenvereniging Ons Belang was zijn invloed best wel aanzienlijk. Hij ijverde voor verbetering van het drinkwater in Scheijsloot en De Dusse en voor de bouw van een wachthuis met bergplaats bij het aanlegsteiger van de Torlijn van Arie Smit aan de Loswal maar ook bijvoorbeeld voor een cursus boekhouden voor geïnteresseerden en een kegelbaan bij Café Kamp aan de Sluis. Dat hij daarbij ook regelmatig op kritische geluiden vanuit de gemeenschap mocht rekenen laat zich raden.

Zijn oudste zoon Adriaan L. van Moergestel (1897-1979) nam de tuinderij van zijn vader over. Hij trouwde pas op wat latere leeftijd, in 1938 in Terheijden, met de 19-jaar jongere Adriana Nieuwesteeg uit die plaats. Adriaan had haar leren kennen toen hij in Terheijden een boomkweker bezocht om perzikbomen te kopen. De eigenaar van de kwekerij stamde uit een boomkwekersgeslacht uit Boskoop en had niet alleen kwalitatief goede fruitbomen maar ook verschillende mooie dochters en op een daarvan liet Adriaan zijn oog vallen. Zijn echtgenote was onderwijzeres van beroep en gaf in Dussen les aan de katholieke scholen (meisjes en jongens).
Adriaan nam in 1936 deel aan de Tentoonstelling voor Groenten, Fruit en Bloemen in Gorinchem. Net als zijn vader schreef hij ook in op aanbestedingen van publieke werken, onder meer in 1923 voor beplanting op dijken helemaal in Zeeuws-Vlaanderen. In 1943 werd hij in het register van de Kamer van Koophandel als als vennoot ingeschreven van de Lederwarenfabriek Weldo in Dongen. In 1933 werd hij als opvolger van Willem Verhoeven tot gemeente-ontvanger benoemd. Aardje naar zijn vaartje, had hij naast zijn beroep als tuinier in combinatie met gemeenteontvanger tal van nevenfuncties, vooral als bestuurder zoals bij: Burgerwacht, secretaris-penningmeester in 1925 waar hij zich (in 1930) bij oefenwedstrijden een niet onverdienstelijk schutter toonde, Veilingvereniging De Langstraat in Drunen, Tuindersvereniging Dussen, Armmeester van rooms-katholieke parochie in Dussen vanaf 1937, Gemeentecommissie voor B-steun in Dussen, r.k. kerkbestuur (sinds 1937), R.K. Kiesvereniging (sinds 1938), Fanfare Wilhelmina, r.k. zangkoor (tot 1938) en R.K. Toneelvereniging Oefening en Vermaak. In 1948 werd hij benoemd in de Raad van Toezicht van de Boerenleenbank Dussen. Maar hij was bijvoorbeeld ook regisseur van de toneelafdeling van de fanfare en lid van het uitvoerend comité van de fanfare voor de viering van hun 40-jarig (1938) jubileum. Daarnaast kwam hij als gemeenteontvanger (vanaf 1933) bij veel inwoners over de vloer, waardoor hij veel contacten had. Naast zijn werk en bestuursaangelegenheden was hij in zijn jonge jaren een liefhebber van schaatsen, van kunstschaatsen welteverstaan. In februari 1926 deed hij mee aan een wedstrijd schoonrijden van de ijsclub in Babyloniënbroek waarbij hij samen met zijn partner juffrouw G. van de Beek uit Dussen een fraaie derde plaats behaalde.
Beginjaren dertig van de twintigste eeuw heeft Adriaan het huis ‘Frank en Vrij’ aan de overkant van de dijk laten bouwen. Of de tuinderij tegelijkertijd met de bouw van het nieuwe huis is verplaatst naar de zuidkant van de dijk, of dat dit al in een eerder stadium heeft plaatsgevonden, is niet bekend. Mogelijk dat Adriaan de in 1920 afgebrandde boerderij van Cornelis de Lint (eerder van De Koning en daarvoor Antoni Hagoort) met het achterliggende land al in eerder stadium heeft aangekocht en pas wat later - toen hij wat meer financiële speelruimte had - het huis Frank en Vrij heeft laten bouwen. Hoe dan ook, in 1956 ging hij als gemeente-ontvanger met pensioen en werd hij als zodanig opgevolgd door gemeenteambtenaar Henk van Hoek uit de Zuideveldlaan. Hij heeft zich daarna geheel toegelegd op de fruitkwekerij, maar vanwege de ruilverkaveling in de jaren zestig en gebrek aan een opvolger zag hij zich gedwongen om met het bedrijf te stoppen. In 1979 kwam hij te overlijden.

Zijn broer Leo (Lee) Josephus van Moergestel (1899-1978) was in 1932 gehuwd met de 22-jarige, enigszins excentrieke Greta Verhoeven, dochter van landbouwer en gemeente-ontvanger Willem Verhoeven en Adriana Maria van Dinteren. Ze woonden aan de Korn in het ouderlijk huis van Greta. Lee was eveneens lid van de Burgerwacht maar daarnaast een graag geziene gast tijdens matinees van fanfare Wilhelmina, waar hij succes oogstte met zijn humoristische optredens en voorstellingen, meestal in groepsverband. Hij begon oorspronkelijk als klompenmaker maar werd al snel grossier in klompen en later ook in schoenen en pantoffels. Dat laatste artikel werd veelal betrokken van C. Koenen uit Dongen. Ze besloten om samen een fabriek op te richten hetgeen onder de naam KEMDO (Koenen en Van Moergestel Dongen) in oktober 1936 een feit werd. In 1961 werd het zilveren jubileum gevierd van dit bedrijf dat nog steeds onder de zelfde directie stond maar intussen belangrijk was uitgebreid tot zo'n 70 personeelsleden en een nevenvestiging in aanbouw in Raamsdonksveer.

Dat Greta's oom Gerrit Verhoeven een leerlooierij had tegenover de ouderlijke boerderij en dat haar echtgenoot, Leo van Moergestel, schoenfabrikant werd, kwam niet toevallig uit de lucht gevallen. Een tante van Greta, Catharina Elisabeth Verhoeven, trouwde in 1871 met Johannes van den Besselaar uit Valkenswaard. Deze was in eerste instantie leerlooier maar werd later schoenfabrikant in Valkenswaard. Het vak van looier leerde hij in Oisterwijk en Waalwijk. Het verhaal gaat dat hij tijdens een kermis in Waalwijk bij de familie Van Liempt, Catharina Verhoeven ontmoette. Na zijn verblijf in Waalwijk is hij nog een jaar in Gouda geweest en keerde daarna terug naar Valkenswaard. In 1871 trouwden zij in Dussen en vestigden zich in Valkenswaard. Naast de looierij aan de Deelshurk in Valkenswaard begon hij ook met een schoenmakerij. Begin vorige eeuw bouwde hij een schoenfabriek aan de Luikerweg in Valkenswaard en naast die fabriek een kapitale villa. Daar woonde ze met hun gezin, dat bestond uit 10 jongens en 2 meisjes. Vier van hen zijn niet oud geworden, de overige acht wel. Van die acht (7 jongens, 1 meisje) waren er twee priester (Fathers van Mill Hill). De vijf overgebleven jongens hebben maar 3 jongens verwekt en 13 meisjes. Sommige kinderen kwamen 's zomers nog regelmatig vakantievieren in Dussen maar later zijn de contacten verwaterd. Catharina van den Besselaar-Verhoeven stierf in 1921 in Zeelst (Veldhoven). Ze was daar opgenomen in een gesticht. Ze ligt begraven op het oude kerkhof in Valkenswaard.
Bron: Christ van den Besselaar, Valkenswaard, kleinzoon van Jan van den Besselaar en Catharina Verhoeven
Hoewel hij als klompengrossier en schoenfabrikant slechts over enkele hectaren land beschikte in de Polder werd hij in 1936 toch benoemd als heemraad van het waterschap. Dat had ongetwijfeld ook te maken met het feit dat hij afkomstig was uit een geslacht met veel sociaal-maatschappelijke contacten in het dorp. In 1937 werd hij penningmeester van de Vincentiusvereniging en dat jaar tevens benoemd als waarnemend secretaris-penningmeester van de Zuid-Hollandse polder benoemd. Zijn ondernemerszin moge blijken uit het feit dat hij in 1938 ook nog eens een taxibedrijf exploiteerde. In 1939 kreeg hij voor de gemeenteraadsverkiezingen een 4de plek op de lijst van de R.K. Kiesvereniging Dussen toebedeeld en werd dat jaar ook voorzitter van RKVV Dussensche Boys.
Als succesvol fabrikant met tal van nevenactiviteiten begon Lee zich na de oorlog steeds meer als een echte notabel te profileren in het dorp. Elke zondagmiddag ging hij uit dineren met zijn echtgenote en twee kinderen. Dan stond voor hen de tafel gedekt in Hotel de Zwaan van Heessels. Want Lee van Moergestel was naast fabrikant en bestuurder ook een Bourgondiër. Dat uitte zich in zijn voorzitterschap van kaartvereniging De Benelux die thuis was bij Heessels en - gelet op de verenigingsnaam - ook een aantal Belgische leden kende waaronder beschermheer Fernand de Conserriere uit Herentals. Daarnaast organiseerde hij jachtpartijen en viswedstrijden waar ook zijn Belgische vrienden en lokale autoriteiten aan deelnamen. In oktober 1950 werd zijn hulp ingeroepen door Piet van Schendel, landbouwer in Dussen Binnen die op zijn landerijen een uit de kluiten gewassen wild zwijn had waargenomen. Van Moergestel organiseerde met vijf jagersvrienden (foto) uit het dorp een drijfjacht maar zonder resultaat. Hij beloofde echter om met zijn Belgische jachtvriend uit Herentals, die een specialist was op het gebied van jacht op wilde zwijnen, een nieuwe poging te ondernemen. Toen fanfare Wilhelmina in 1959 een voetbalwedstrijd speelde tegen een team van ambtenaren verdedigde Lee van Moergestel met veel verve het doel van de muzikanten. Leo van Moergestel overleed in 1978.

Adriaan en Leo hadden ook nog een jongere broer Jan van Moergestel maar deze overleed op 30-jarige leeftijd.

Bronnen

Digitaal Bevolkingsregister Dussen in Streekarchief Heusden.
Digitale Heusdense Krant en Echo van het Zuiden op website van het Streekarchief in Heusden.
Brabants Historisch Informatie Centrum in Den Bosch.
'Met Gansen Trouw' heemkundeblad van de kring Onzenoort.
Het Genealogisch tijdschrift voor midden en West-Noord-Brabant en de Bommelerwaard

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl