De Oude Panne Hoef aan de Voogdwerfschesteeg

Bedijking Zuidhollandsche Polder

Midden 17de eeuw (1669) werden er plannen ontwikkeld om het gebied van de Zuidhollandsche – of Nieuw Dussensche Polder in zijn geheel te omdijken. De belangrijkste waterlopen in deze polder werden gevormd door wat zo ongeveer de voormalige stroombedding geweest zal zijn van het riviertje De Dusse langs de Oudestraat die zich vervolgens ongeveer centraal in de polder splitste in een zuidelijke tak, het Peerenboomsche Gat, en een westelijke tak, het Hillekens Gat (richting de latere molen). Beiden waterlopen werden via een Sluis in de Buitendijk geloosd. Maar ook andere waterlopen in de polder zoals het Wijfvliet Gat ten oosten van de Kerkstraat met later een duiker onder Buitendijk, de Jagtsloot en Hooge Middeld met Bregten Geut vormden belangrijke schakels in de waterhuishouding. De Kornsche Gantel die ten noorden van de bedijking liep en ook loosde via een Sluis in de Buitendijk was vooral van belang voor de uitwatering van het achterland gelegen achter de Kornsedijk. De ten noorden van de Kornsche Gantel gelegen polders: Boerenverdiet, Gijsbert en Bleekwaard loosden hun overtollig water via de afwatering van de Emmikhovense Sluis in de Nieuw Altenasche Dijk die door een kreek in verbinding stond met de Kornsche Gantel.

De opmetingen uitgevoerd ten behoeve van de omdijkingplannen, werden in kaart gebracht en de eigendomsrechten beschreven. Dankzij de transcriptie van Paul en Anja Seesink-van der Pluijm weten we dat het gebied ten oosten van het Peerenboomsche Gat - waar later de Oude Pannehoef werd gebouwd en aangeduid als ‘tusschen de nieuwsteech in’t noorden, ende den dwarssloot in’t zuijden’ - eigendom was van de ‘Graefflijkheijt’ [Domeinen] en groot 9 mergen en 496 roeden.
In 1722 werd het aandeel van de Domeinen in de Zuidhollandsche Polder publiekelijk verkocht (privatisering). Daarbij werd ook dit gebied aan een investeerder verkocht. Het vruchtbare landbouwgebied steeg in waarde toen in 1791 werd besloten om een achtkante schepradmolen te bouwen die tweederde van de polder kon bemalen.

Oorsprong Pannehoef

Het gebied rond Pannehoef, gelegen ten oosten van het Peerboomsche Gat, en ten westen van de voorlopige! Voogd Werfse Steegt en begrensd door de Buitendijk in het noorden en de Nieuwe Steeg in het zuiden, groot 25 morgen en 11 roeden [1 morgen = 600 roeden] werd in 1722 voor een bedrag van 9.280 gulden aangekocht door vrouwe Catharina Bussij de Rabutin, met als borgen Aert van Dinteren en Abraham Kraen. Zij was douaričre [adelijke weduwe] van Joost Adam, Baron van Stolzenberg, in zijn leven bregadier in dienste van sijne Cheurvorstelijke doorlugtigheijt van de Pals, wonende te Heusden. Na het overlijden van haar man werd zij vrouwe van de Heerlijkheid Poederooijen. In 1731 liet zij een testament opstellen in Herpt en Berne waarbij haar bezittingen voor een belangrijk deel aan haar zuster Hester (gehuwd met Hendrik Willems Pieterson) werden nagelaten. Daarbij zal ook het land in de Zuidhollandsche Polder in het bezit van haar zuster gekomen zijn.
Vrouwe Catharina Bussij de Rabutin kocht ook 13 morgen 366 roeden land, in het gebied Kleinen Peerboom, ten noorden van de Pannehoef aan andere zijde van Nieuwe Steeg, in het westen begrensd door de Kortveldsche Steegt en in het noorden door het zuidelijk gedeelte van de Neel van Dijkswerf welke in een zuidelijk en noordelijk gesplitst was door de Oudestraat. Hiervoor betaalde zij 5.600 gulden en fungeerden Wouter Sijmense Lensvelt en Anthonij Stael als borgen.
Daarnaast werd zij tevens eigenaar van 25 morgen en 442 roeden land in de Langen Werf gelegen rondom de latere hoeve van Van Vugt.
Het betrof kennelijk landbouwgrond van uitstekende kwaliteit gezien de gemiddelde aankoopprijs van 360 gulden per morgen die behoorlijk boven de doorsnee aankoopprijs lag van 234 gulden voor het land in de polder betaald.

De percelen op de westoever van het Peerboomsche Gat (de buren) werden in 1722 aangekocht door de beleggers c.q. grootgrondbezitters: Adriaen Bout en Adam Halffwassenaer (gezamenlijk) en door Dirk Dirkse Wildeman. Pachters waren destijds: Dirk Dirkse Wildeman terwijl een deel van dit blok in 1690 in erfpacht was gegeven aan Heer Claijpole die het weer verpachtte aan Jacob Antonissen van Crimpen.

Pachters Het land rondom de Pannehoef werd ten tijde van de verkoop door de Grafelijkheid voor 294 gulden per jaar verpacht aan Adriaentje Leenderts van Boxel. Zij was gehuwd met Dirk Wouterszoon de Both en de moeder van onder meer Wouter Dirkse de Both, gedoopt 6 juni 1688, die tot bovengenoemde de top tien kopers behoorde. Van Dirk Wouterszoon de Both is bekend dat hij regelmatig onderhoudswerk verrichte in en voor rekening van de polder en tevens aannemer was van diverse dijkherstel en -verhogingswerken aldaar. Na zijn overlijden, omstreeks 1705, zette zijn oudste zoon deze werkzaamheden voort. Dirk en Adriaentje woonden aan de Buitendijk bij de stoep naar de Kamersteeg (zie polderjaarrekening 1686).
Het bijgekochte land aan de overzijde van de Nieuwe Steeg langs de Kortveldsche Steegt werd oorspronkelijk als deel van een groter blok gepacht door Frans Brouwer & Cornelis Cornelisse Camp maar in 1722 voor 280 gulden per jaar gehuurd door Jan Pieterse de Leeuw.
Het land rondom de latere hoeve van Van Vugt was voor 300 gulden per jaar in pacht bij Cornelis Willemse van Dinteren.
De verkoop van de percelen hoeft niet betekent te hebben dat er andere pachters kwamen. Het is aannemelijk dat de bestaande pachters de grond bleven bewerken en dat slechts hun principaal wijzigde en mogelijk ook de jaarlijkse pachtvergoeding, maar hierover zijn geen nadere gegevens bekend.

Conclusie Hoewel de bouw van de Oude Pannehoef volgens de WOZ-beschikking van het jaar 1678 zou dateren, valt dat te betwijfelen omdat de polder toen nog maar net omdijkt was. De oorspronkelijke Pannehoef is waarschijnlijk rond 1722 gebouwd geworden, nadat het land rondom de hoef privaat bezit was geworden. Het land was voor die tijd door de Grafelijkheid immers niet in erfpacht uitgegeven zodat het niet aannemelijk is dat een pachter de boerderij voordien al heeft gerealiseerd. Voorts is er nog een opmerkelijke aantekening bij de verkoop van het blok land waarbij staat omschreven ‘en de voorl:[opige] steegh daer inne begrepen’. Dat duidt er op dat de Voogdwerfsesteeg rond de tijd van de verkoop zal zijn aangelegd. Meest waarschijnlijk om als toegangsweg te dienen tot de nieuw gebouwde boerderij [Pannehoef]. Mogelijk heeft de ongehuwde Wouter Dirkse de Both, met zijn moeder als pachter, de boerderij na oplevering betrokken, maar dit is louter speculatief. Eigenlijk ligt het meer voor de hand dat met de bouw van de Pannehoef het land aan een andere pachter werd verhuurd die ook de nieuwe boerderij betrokken heeft. Onderzoek hiernaar loopt nog.

Voorts blijkt dat de hoeveelheid water in het Peerboomsche Gat na de bedijking in omvang te zijn toegenomen. Door de bedijking bleef er meer water in het gebied achter, waar dat voordien vrijelijk kon afvloeien. Om de polder droog te houden werd een afwateringssysteem gegraven, daarbij zoveel mogelijk gebruik makend van bestaande waterlopen, waarbij onder meer het Peerboomsche Gat met de Sluis in de Buitendijk een belangrijke rol vervulde. Bij de verkoop van de percelen op de westoever van het Peerboomsche Gat staat aangetekend dat dit blok aan oppervlakte had ingeboet ‘door het vollen van de kreeck aan perceel nummer 24’. Op de kaart van Ketelaar is te zien dat ter hoogte van de Nieuwe Steeg een afwateringssloot uitmondt in het Peerboomsche Gat waardoor een stukje van het oorspronkelijk perceel 24 wordt afgesneden.

Eerste kadastrale opmeting

Na het overlijden van Catharina de Bussij kwam de Pannehoef bij testament in bezit van haar zuster Hester. Zo'n honderdjaar later, ten tijde van de eerste kadastrale opmeting omstreeks 1820 stond aan de oostoever van het Peerenboomsche Gat op de plek van de Oude Panne Hoef in ieder geval een langwerpig gebouw, waarschijnlijk een schuur, met ten zuiden (links) daarvan een vierkant gebouw, dat vermoedelijk het woonhuis was. Deze situatieschets is vrijwel identiek aan die op de kaart van Ketelaar uit 1749 met dit verschil dat er in 1822 ten noorden (rechts) nog een kleiner gebouwtje stond. De opstallen met omliggende percelen, in totaal ruim 23 hectaren, waren destijds eigendom van Tulleken, Heer van Rijswijk, maar woonachtig in Nimwegen. De adellijke tak Tulleken (van adel sinds 1899) was sinds de 18e eeuw eigenaar van de heerlijkheid Rijswijk maar is in 2013 uitgestorven.

De naam Pannehoef is waarschijnlijk afgeleid van de ligging van de boerderij en niet, zoals veelal wordt verondersteld, van de huidige dakpannenbedekking van de woning en de schuur. De schuur had namelijk oorspronkelijk een rieten dak en werd pas na de brand van 1930 van een nieuwe dakbedekking met dakpannen voorzien, terwijl de naam een veel oudere herkomst heeft.
De hoeve werd gebouwd op de oostoever van het Peerenboomsche Gat. Het feit dat hier ter plaatse een uitwateringsgantel haar stroomgebied had, duidt er op dat dit een laagte in het landschap was. Dergelijke gebieden werden ook wel aangeduid als 'pan' of 'panne', ter vergelijking kan dienen het woord duinpan dat een uitholling in de duinen is. Het feit dat de hoeve gebouwd was in deze laagte, zal dan ook de reden geweest zijn dat men de boerderij Panne Hoef of Panne Hoeve is gaan noemen.

Nieuwe bewoners

In oktober 1883 kwam de boerderij in bezit van Jacobus Staal, landbouwer, bouwman en tapper, geboren te Doeveren op 30 april 1814, wonende te Doeveren (Drongelen) en te Gansoijen, overleden te Dussen - Hank op 13 december 1888, 74 jaar oud, zoon van Jacobus Staal en Johanna Klerkx. Hij was getrouwd te Herpt en Bern op 12 januari 1842 met Johanna Maria Verhoeven, geboren te Herpt op 11 oktober 1818, wonende aldaar, overleden te Dussen - Hank op 1 juli 1890, 71 jaar oud, dochter van Jan Francisse Verhoeven en Maria Couwenberg.
Als gevolg van het graven van Bergsche Maas werd hun boerderij in Gansoijen onteigend en hebben zij in oktober 1883 de Oude Pannenhoef aan de Voogdwerfschesteeg gekocht. Na hun overlijden kwam de boerderij in bezit van hun oudste zoon Henricus Cornelis Staal, landbouwer, geb Doeveren 22-5-1851, ovl Dussen 8-4-1937, lid H.Familie, wonende Dussen Pleune Steeg C6, C5, C7=Pannehoef. Hij was getrouwd te Dussen op 27 april 1892 met Petronilla Richarda Staal, geboren te Dussen - Hank op 7 juli 1852, overleden aldaar op 20 december 1909, 57 jaar oud, dochter van Jacobus Staal en Johanna van der Pluijm. Volgens het bev.reg 1910-1920 woonde H.C. Staal in die periode in Dussen Binnen A63.

Toen Hendrik Cornelis Staal de historische stamboerderij van het geslacht Stael/Staal in Dussen Binnen kocht, kwam de Oude Pannehoef te koop of werd deze verpacht. Volgens overlevering (Jan Vermue) was 'zijn grootvader Jan Vermue, alias Jan de Zeeuw (Ovezande 4 november 1886) in 1917 met zijn echtgenote Jacomina Rijk (Ovezande, 31 mei 1886), vanuit het Zeeuwse Ovezande naar Hank gekomen omdat hij de boerderij met ruim 35 hectare bouw- en weiland, tuin en boomgaard voor tien jaar gepacht had. Het woongedeelte van die boerderij zou uit 1678 stammen, althans volgens de WOZ-aanslag, en dát het woongedeelte zeer oud is, is binnen ook goed te zien. In 1930 is de schuur afgebrand en is een nieuwe gebouwd. Die oude had een rieten dak en de nieuwe is met pannen belegd. Zeker weten doet Jan Vermue het niet, maar misschien is dát de reden geweest voor de naam, die eerst als De Oude Panne Hoeve werd geschreven'.
Later heeft de zoon van Jan senior, Paul Vermue (Dussen, 6 januari 1930), het boerenbedrijf voortgezet. Hij heeft de boerderij uiteindelijk in 1976 gekocht van Karel Penning. Deze Penning verpachtte de boerderij tot die tijd en is daarna naar Amerika geëmigreerd. Na Paul Vermue heeft zijn zoon Jan junior(Hank/Dussen, 19 juli 1961) het bedrijf in 1998 overgenomen.

Daarnaast wist Jan Vermue te vertellen dat de boerderij in héél vroeger tijden eigendom was van een landgraaf (Tulleken, Heer van Rijswijk) die het huis/boerderij gebruikte als jachthuis, als de omgeving tenminste begaanbaar was en niet was ondergelopen. Vlak achter de boerderij loopt het Peerenboomsche Gat. Dat kronkelt aardig richting de Bergsche Maas en dat zou erop duiden dat die afwatering al heel oud is. Jan Vermue vertelde dat grote delen van de bodem van die waterloop als een moeras zijn.

De huidige boerderij wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed omschreven als: een boederij van de Vlaamse schuurgroep in de West-Brabantse vorm met losse schuur, daterend uit de 18e eeuw. Het woonhuis draagt een hoog, met pannen gedekt wolfdak. Vensters met zesruitsschuiframen en luiken. In de gepleisterde voorgevel zes sierankers. De moderne schuur valt niet onder de bescherming.

Bronnen

Transripties Paul en Anja Seesink-vdPluijm jaarrekeningen (1680-1723) en privatisering (1722) van Zuidhollandsche polder.
Archief Ton Lensvelt.
Advertentie Nieuwsblad 22 juli 1916 inzake verhuur voor 10 jaar van De Oude Pannenhoef.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Interview met Jan Vermue junior ten behoeve van een artikel over De Oude Pannenhoef in het Nieuwsblad door Ronald Veuger.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl