Van der Schueren van Hagoort, kasteelvrouwe en -heren van Dussen (1682-1727)

In 1682 erfde Eduard van der Schueren van Hagoort (1650-1712) van zijn oom Marten Jacot van Axele het kasteel Dussen met de domeinen en de ambachtsheerlijkheid Munsterkerk. Eduard verkocht het eigendom 10 jaar later aan zijn jongere broer Jan Louis van der Schueren (±1660-1726). Zodoende was het goed in Dussen 45 jaar lang in handen van de familie Van der Schueren. De twee broers waren zoons van Herman van der Schueren van Hagoort en Ida Jacot van Axel (????-1662).

Huize Terschuur

In de geschiedschrijving van Donkersloot 'De gemeente Dussen en zijn kasteel' vangt de stamreeks van Van der Schueren van Hagoort aan met Pieter van der Schueren, vermeld in acten van 11 Juli 1410 en 8 Mei 1456. Tevens werd bij diploma van Keizer Karel VI van 9 April 1715 Caspar Joseph van der Schueren erkend tot den adel te behooren en hem verleend den titel van Ridder des Heilige Roomsche Rijks.
In het maandblad De Nederlandsche Leeuw voor geslacht en wapenkunde is de stamboom nader uitgewerkt. Het geslacht stamt waarschijnlijk uit de omgeving van Barneveld waar ze het goed Terschuur in eigendom hadden. Terschuur is ontstaan langs de oude Hessenweg, van Amsterdam naar Deventer. Hier bevond zich een tolhuis, dat voor belangrijke inkomsten zorgde. Het dorp is genoemd naar 'Huis Terschuur', dat in 1421 door Het Sticht in brand werd gestoken.

Eigenaar van Huis Terschuur was Herman van der Schuer. Op 29 april 1579 berichtte het Hof van Gelderland aan de scholten van Nukerk en Deventer 'te gelasten aan Evert van Nulde en Herman Everts Verschuyr over te gaan tot de verdeling van het goed ter Schuur en alle andere goederen, die zij nog onverdeeld bezitten met Gaert Everts Verschuyr.' Bij die verdeling zal Huize Terschuur aan Herman zijn toebedeeld. Herman was gehuwd met Johanna Scholten van Vanevelt, weduwe van Evert Coopsz. Schrassert. Andere bronnen beweren echter dat Johanna na het overlijden van Herman, in 1587, naar Amersfoort verhuisde en aldaar ná 19 augustus 1612 met Evert Coopsz Schrassert hertrouwd zou zijn.

Everard van der Schueren (????-1634)

Hun zoon Everhard Frans van der Schueren trouwde met de jongere Maria van de Kuijl (????-1687) en behoorde tot de Gorinchemse regentenelite; hij bekleedde er verschillende functies zoals: schepen en burgemeester. In akten van de Gorinchemse notaris Pieter de Urth uit 1684 wordt hij aangeduid 'als in zijn leven heer van Schueren, Haagoort en Lievendael, ridder van St. Michel'. De titel heer van Schueren had hij van zijn vader overgenomen. In 1632 kocht hij voor 10.650 gulden van Anna van Breght, chanoinesse de Mabuse [kanunnikes in abdij van Mabuse in Noord-Frankrijk aan de Sambre], de 'hooge en vrije heerlijkheid Haeghoort' in Brabant, waardoor hij zich eveneens Heer van Haeghoort mocht noemen. De titel Heer van Lievendael is onduidelijk. Dat betrof in ieder geval niet het gelijknamige kasteel bij Amerongen en ook niet het slot bij Wevelinghoven maar mogelijk werd de hoeve Lievendael bedoeld, gelegen in Velp een dorp in de buurt van Grave.

De Orde van Sint-Michiel was een Franse ridderorde die in 1469 door koning Lodewijk XI in Amboise werd gesticht ter ere van deze schutspatroon van Frankrijk. De orde moest het Franse antwoord zijn op de in die tijd zeer aanzienlijke Bourgondische Orde van het Gulden Vlies. Er werden ook een groot aantal Nederlandse ridders lid van de orde zoals: P.C. Hooft, dichter, toneelschrijver en historicus, drost van Muiden en baljuw van Naarden, maar ook de admiraals Michiel Adriaanszoon de Ruyter, Maarten Tromp en Witte de With. Ook Everard van der Schuyre wordt in deze lijst vernoemd.
Omstreeks 1614 zal Everhard zich vanuit de Veluwe in Gorinchem gevestigd hebben. Dat jaar machtigde hij namelijk voor de schepenen van Gorinchem de broers Van Middeldorp - geseijt Esvelt - en Coop Schrassert om zijn zaken in Barnevelt en elders te behartigen. Zijn bestuurdercarriëre verliep er crecendo. In 1616 werd hij ontvanger van de gemene landsmiddelen van Gorinchem en omgeving, hij werd tevens fabriekmeester en werd lid van de vroedschap van Gorinchem. Een jaar later werd hij er thesaurier, in 1620 schepen en van 1624 tot 1632 was hij er burgemeester, om in 1633 opnieuw als schepen te worden aangesteld.
Hoewel hij een belangrijke figuur werd binnen Gorinchem reikte zijn invloed veel verder, door uitgebreide bezittingen. Kenmerkend zijn de getuigen die optreden bij de doop van de kinderen te Gorinchem, die vanaf 1619 zijn opgetekend.

Hij overleed op jonge leeftijd in 1634 en werd begraven 'in graf no. 32 van den 4en regel in het dwerspant, dat blijkens het Boeck van de kereke grave tot Gorinchem ten name stond van: de heer Burgemeester Verschuer'.
Voor notaris Kemp in Gorinchem verscheen 'op 18 November 1639 Joff. Maria van Kuyl, wedue wijlen Jr. Everardt van der Schuyre, ridder van St. Michiel, heere van Haechoordt en protesteerde tegen het toemetselen van de opening door de muur van de kerk bij de scpulture van haar man, wat zonder haar consent en tegen haar wil geschied was.' Pas ruim 50 jaar later werd zijn echtgenote Maria in hetzelfde graf in de Grote Kerk bijgezet.

Everarts peetvader was zijn oom Eduard, vernoemd in een notariële akte van 27 September 1690 waaruit blijkt, dat deze oom dat jaar overleed. 'Compareerde etc. Andries Elants, schout tot Dussen-Munsterkerck, te kennen gevende, dat in de maand van Maert des voors jaers 1690 alhier der stede was overleden de Hoog Ed. Welgeboore Heer Eduard Baron van Schuijren en Hagoort, weesend oom paternell van Hoog Ed: Welgebooren Heere Edwardt van Schuijren en Hagoort Heere van Dussen-Munsterkerk voornt. etc. ende Johan Louis heere van Heijnsdonck etc; en dat hij comparant door onder vande laetstgenoemde hem des selfs gemelte oom sal. hadde ter aarde doen brengen en de begraeffenis coste met appendentie en dessendentie van die betaelt enz.

Herman van der Schueren van Hagoort (1612-1667)

Everard en Maria kregen tenminste acht kinderen waaronder Florens van der Schueren die in 1648 verongelukte en daarbij verdronk in het water van het riviertje Den Dommel; hij werd begraven in Boxtel. Hun vermoedelijk oudste zoon en tevens erfopvolger was Herman van der Schueren van Hagoort (1612-1667). Herman, werd op 12 november 1632 op 20-jarige leeftijd ingeschreven in het album studiosorum te Leiden als 'Hermanus van der Schuer a Haechvoort, nobilis Batavus, aetate 20, stud. polit.' en op 16 maart 1634 'mits doode zijns vaders' Everard van der Schueren, beleend met de Heerlijkheid Haechvoort (leenboek van den Raede en Leenhove van Brabant, charters van Oisterwijck) en erfgenaam van het goed Terschuur (dominiaal tinsboek). In 1664 werd hij door Keizer Leopold tot Rijksvrijheer van Schueren en van Haagoort gemaakt. De titel van Rijksvrijheer werd uitsluitend verleend aan die adellijke lieden die alleen de keizer boven zich erkenden. Harmen Verschuijren zal, evenals zijn moeder, streng Rooms-Katholiek zijn geweest en beschouwde de Nederlanden eigenlijk nog als een deel van het Heilige Roomse Rijk, zoals vóór de oorlog tegen Spanje. De keizer over de Habsburgse erflanden was in wezen nog zijn Heer.

Hij was in 1657 gehuwd met Ida Jacot van Axel (????-1662), wiens geboortedatum onbekend is, dochter van Eduard Jacot van Axele, heer van Munsterkerk en Heeraartswaarde, eigenaar van kasteel Dussen en de hofsteden 'Burgerhout' en het 'Huys te Jacot' in de Zijpe, gehuwd met Grietje Coetenburg, vrouwe van Eele Hoeve. Ida was, zoals dat heet, 'een goede partij'. Haar ouders waren allebei afkomstig uit gefortuneerde families bovendien was haar vader was uitvinder van het type watermolen met twee schepraderen, concessionaris van de bedijking van de Schermer, hoofdingeland, baljuw en dijkgraaf van de Zijpe en Hazepolder, heemraad van de Wieringerwaard en van de Heerhugowaard en hoofdingeland van de Schermer. Ze woonden te Alkmaar aan de noordzijde Langestraat. Ida is overleden in 1662 en begraven op 17 januari 1662 in Alkmaar. Herman en Ida trouwden onder huwelijkse voorwaarden opgemaakt voor notaris A.C. Heemskerk op 21 november 1657. Daarin werd bepaald dat er 'geen gemeenschap sal weesen ter weedersijden, noch van goederen die staande huwelick geërft ofte bij gifte becoomen sullen werden'. Indien uit het huwelijk kinderen geboren zouden worden 'sullen allen de voornoemde goederen versterven van het eene kindt op het ander, tot het laaste toe'. Ook werd bepaald dat als de bruid als eerste zou overlijden 'de Bruijdegom genieten sal sijn leeven lanck 2.000 guldens jaerlicx uijt de incoomsten van de Bruijdts nae te laeten goederen'.
Onroerende goed in Gorinchem

Na de dood van zijn vader (1634) regelde Harmen de zaken met betrekking tot het familiebezit, in opdracht van zijn moeder. Binnen Gorinchem bezat vader Everhard Verschuijren o.a. huizen en erven aan de Revetsteeg, Pannekoeksteeg, Molenstraat, Krabsteeg (Aan den Graftdijk), Krijtsteeg en Krijtstraat. De belangrijkste bezittingen aldaar waren:
1 - Een huis, erf, afhang (afdak), huisje en gang (steegje), op de hoek van de Krijtstraat (nu Kruisstraat) en de Krijtsteeg (nu Ariën Brandsteeg), die op 20 november 1627 voor 2.200 gulden werden gekocht,
2 - Een huis aan de westzijde van de Molenstraat, aan de noordkant gedeeltelijk grenzend aan de Pannekoeksteeg, dat op 25 april 1620 voor 2.125 gulden werd verworven,
3 - Een groot huis, genaamd 'De Bonte Mantel', aan de oostzijde van de Molenstraat, dat op 3 februari 1628 werd aangekocht en dat tot de dood van Maria van Kuijl in haar bezit bleef, waarna het nog op 24 januari 1688 eigendom was van de erfgenamen van Everhard Godefreij Filartigue de Gaisse, haar kleinzoon.

't Huijs Haeghoort

Mogelijk is één van de onder l en 2 genoemde woningen het huis 'Haeghoort'. In het eerder reeds terloops genoemde testament van Maria van Kuijl (Not. Jan Marcelis van Osch, Gorinchem, d.d. 24 januari 1682) is sprake van dit met naam vermelde huis, dat toen door Maria werd gehuurd. Hier kan burgemeester Everhard Verschuijren, Heer van Haegoort, hebben gewoond. Zijn echtgenote, Maria van Kuijl voormeld, had daar tot haar dood domicilie. Omtrent de ligging is de volgende passage uit het testament van belang met betrekking tot een legaat 'aen den Heer eijgenaer van 't huijs Haeghoort, staende binnen dese stadt en door haer Ed: (Maria van Kuijl) jegenwoordigh bewoont werdende'. Dit legaat betrof: '4 huijskens ende erffen, staende in de Zuijtsteegh naest 't voorsegde huijs Haeghoort, tot sulcken eijnde omme 3 daer van bij Catolijcke armen te laten bewoonen ende het 4de verhuijrt ofte gebruijckt te werden tot reparatie en onderhout van voorsegde 3 andere...'. Maria bedacht dus de Katholieke armen in Gorinchem met woonruimte. Deze voor de behoeftige geloofsgenoten bestemde huisjes stonden in de Zuijtsteegh, naast het huis Haegoort. Dit huis zal waarschijnlijk op de hoek van deze steeg hebben gestaan, maar waar die was, is helaas onbekend. Everhard Verschuijren had ook een Hofstede en deze was gelegen te Arkel, onder Rietveld. Reeds op 14 februari 1619 bezat hij daar landerijen. Met betrekking tot crediteuren van Ever(h)ard (ook Eduard) Verschuijren, zoon van deze Gorinchemse burgemeester en ritmeester, worden deze Hofstede en landerijen, gelegen op Rietvelt nog op 4 januari 1689 vermeld (inv.nr. 649, Rechterlijke archieven, Gem. Archief, Gorinchem). Kennelijk was dit goed door vererving in handen van de vermelde ritmeester gekomen, die op genoemde datum voorkomt als: „Jonker Everaert Baron van Schuer en Hagoort".

Testament Maria van Kuijl

Bij het passeren van het testament van Maria van Kuijl voormeld, in 1682 (zie boven), noemde zij als haar erfgenamen:
1 - Ritmeester Jonker Everard van Schuren van Haegoort, haar zoon voornoemd,
2 - De kinderen van Harmen Verschuijren, Heer van Haegoort en eveneens haar zoon, die toen reeds was overleden,
3 — Jonkheer Everhard Godefreij Filartigue de Gaisse (zie boven), enige zoon van haar gestorven dochter, Johanna Maria Verschuijren.
De onder l en 3 genoemden werden met legaten beter bedacht dan de kinderen van Harmen Verschuijren (zie hierna), omdat deze 'veel meer als d'andere haar Ed: kinderen ten huwelick heeft genoten'. Harmen had bij zijn huwelijk met Ida Jacot van Axele (zie boven) kennelijk een flinke financiële tegemoetkoming van zijn moeder genoten! Harmen en zijn echtgenote moeten ook domicilie te Gorinchem hebben gehad want op 25 januari 1661 verscheen voor notaris P. Heucklum te Gorinchem: 'Joffer Ida Jacott van Axelle, geassisteert in desen met den Weledelen Heer Joncker Herman van Schuren, heere van Haegoort, haer Wel Eds: man ende voocht...'. Zij machtigde Jacob de Beurs, notaris, 'omme uijt haeren naem ende van Haer Eds. wegen, te vercopen 5 gersen (geerzen) en 3 snesen lant, gelegen tot Dirxhorn'. Vanuit Gorinchem machtigde Ida dus notaris Jacob de Beurs om haar land in Dirkshorn te verkopen.

Bouw van een stalling

Of het echtpaar als vaste woonplaats Gorinchem had gekozen is echter niet zeker. Wel staat vast dat Harmen Verschuijren geen onroerend goed binnen Gorinchem heeft gekocht of verkocht. Het bezit dat hij daar in handen had was afkomstig uit de erfenis van zijn vader Everhard Verschuijren. Harmen en zijn echtgenote zullen rond 1661 langere tijd binnen Gorinchem hebben verbleven want op 16 augustus van dat jaar (Not. P. Heucklum, Gorinchem, akte van die datum) is er sprake van een kwestie tussen Harmen en Andries Fredericxsz., schipper te Gorinchem, 'ten opsichte den voorsegde Jonker Van Schuijren voornemende is om op sijnen gront te timmeren en doen stellen een stallinge voor sijns Wel Ed: paerden en dat het overhangen van de seer oude suijtgevel muijr van voorsegde Andries Frerisz. huijsinge, staende aen de oost (west?) zijde van de Krijtstraet tegens des voornoemden Heer van Haachoorts hoff alhier, daer toe sij brengende soo danigen beletsel dat voorgenomen timmeringe niet bevoegelijcken (op bevoegde wijze) kan werden gemaeckt en gestelt...'.
Er werd besloten dat Andries Fredericxsz. de oude gevel zou laten afbreken en iets binnenwaarts weer optrekken, op kosten van Harmen Verschuijren. Uit de situatietekeningen in samenhang met de transporten van Gorinchem blijkt dat Everhard Verschuijren op 2 januari 1628 een erf kocht waar zijn zoon Harmen in 1661 de hier genoemde paardenstal wilde bouwen. Dit erf lag aan de westzijde van de Krijtstraat en maakte later deel uit van een complex huizen en erven dat Everhard Verschuijren aan deze kant van genoemde straat, tussen de Krijtsteeg (nu Ariën Brandsteeg) en de Bleikstraat (nu Knipsteeg), bezat.
Het eerder vermelde grote huis, op de hoek van de Krijtstraat (nu Kruisstraat) en de Krijtsteeg, dat in 1627 voor 2.200 gulden werd gekocht, behoorde ook tot dit complex en het lijkt niet onwaarschijnlijk dat Harmen Verschuijren en Ida Jacot van Axele daar, niet ver van de paardenstal, in hun Gorinchemse periode woonden.

Het is niet bekend of Ida in Gorinchem is overleden, maar daar zij op 17 januari 1662 in de grafkelder van haar geslacht, in de Alkmaarse Grote Kerk, werd begraven moet zij tot vlak voor deze datum in de Arkelstad hebben verbleven. (Ook omdat haar overlijdensdatum op 2 januari van genoemd jaar viel en zij dus pas 15 dagen na haar sterven werd begraven, kan Ida zeer goed de laatste levensdagen in Gorinchem hebben gesleten). Harmen Verschuijren stierf in oktober 1667. Vlak voor zijn overlijden bouwde hij dus, in 1666, het bezit Burgerhout verder uit.

Hermans wapen komt voor op het door hem in 1666 verbouwde huis Burgerhoudt nabij Burgerbrug, in de gemeente Zijpe, N.H.: onder een veelparelige kroon een gedeeld schild: a. gedwarsbalkt en tegengedwarsbalkt, als voren; b. gevierendeeld: 1 en 4 een schuinbalk; 2 en 3 in zilver twee blauwe leliën met afgesneden voet; 1 van boven links en een aan de schildpunt geplaatst; en een rood vrijkwartier beladen met een zilveren leeuw; over alles heen een hartschild, beladen met een leeuw (kleuren onbekend); spreuk: Amor Fundamentum. Herman overleed in 1667, vijf jaar nadat zijn vrouw hem was ontvallen.

Zijn erfgenaam was zijn jongere broer Maarten, van wie slechts weinig is terug te vinden in de archieven. Hij was van 1658 tot 1681 eigenaar en bewoner van Huize Jacot of het Oude Slot in Zijpe N.H. en gedurende ongeveer dezelfde periode - vanaf 1657 tot 1682 - dus maar liefst 25 jaar, bewindvoerder op kasteel Dussen etc.

Eduart van der Schueren van Hagoort (1650-1712)

Uit het huwelijk van zijn zuster Ida werden tenminste twee kinderen geboren Eduard en Jean Louis ook wel Jan Lodewijk genoemd. Omdat hun oom Maarten Jacot van Axele (????-1682) kinderloos overleed erfde zijn neefje Eduard van der Schueren (1650-1712), oudste zoon van zijn zus Ida, in 1682 onder meer het kasteel in Dussen met de domeinen. In navolging van zijn voorgangers werd ook door Eduard geïnvesteerd in het behoud en verfraaiing van het kasteel; zo nam hij het initiatief tot het bouwen van de bovengalerij. Eduard bleef ongehuwd. Op 28 januari 1692 verkocht hij het kasteel in Dussen inclusief de heerlijke rechten betreffende Dussen, Munsterkerk en Heeraartswaarde aan zijn jongere broer: 'bij overgifte en volgens cavelinge [taxatie] tusschen hem en zijn broeder.' Hij bleef wel Heer van Haegoort. Eduard Francois bedankte op 16 april 1705 als hoofdingeland van de Zijpe. In het jaar 1712 stierf hij.

Jan Louis van der Schueren van Hagoort (±1660-1726)

Jean Louis van der Schueren werd geboren in Gorinchem omstreeks 1660 en zal daar ook gewoond hebben, hoewel er ook aanwijzigingen zijn dat hij ook wel op het kasteel in Dussen verbleef. Zo werden er onder meer vertrekken in het kasteel speciaal voor hem geschikt gemaakt voor bewoning. Na zijn trouwen woonde hij echter voornamelijk in Utrecht. Behalve Heindonc in 1682, Munsterkerk en Heeraartswaarde in 1692 werd hij in 1692 dus ook de trotse eigenaar van het kasteel in Dussen met de domeinen en van de hofsteden ‘Burgerhout’ en het 'Huys te Jacott' alias het 'Oude Slot' in de Zijpe met de landerijen. Later werd hij alsnog heer van Hagoort. Als opvolger van zijn broer werd Johan Louis, tot zijn dood, hoofdingeland van de Zijpe. Hij stierf in Utrecht op 31 oktober 1726 en werd in de Dom begraven (beluid - wapenbord). In 1693 trouwde hij met jonkvrouwe Anna Elisabeth Heereman van Zuijtwijck (1662-1725), een 'goede partij' afkomstig uit een zeer vermogende familie uit Utrecht; haar vader bezat in 1674 een vermogen van 560.000 gulden. Niet zo verwonderlijk dat zij op 'huwelijkse voorwaarden' in de echt verbonden werden.

In een akte op 31 maart 1693 verleden voor notaris S. van den Aelpoel te Utrecht werd onder meer vastgelegd dat: 'Mocht dit huwelyk kinderen voortbrengen dan mogen deze kinderen niet eerder hun testament maken dan wanneer zy 20 jaar oud zyn.' Als andere belanghebbenden werden in de akte vernoemd: Eduard Fransois van Schuren van Haechoort - broer, Anna Ramp - moeder bruid, Maria Heereman - tante van de bruid, Frederick Ramp - oom van de bruid, Frederick Heereman van Zuydwyck - broeder, en haar vader Dirk Heereman - Heer van Zuydwijck, die toen echter al overleden was.

Bron: Notaris S. van den Aelpoel, Toegangsnummer: 34-4 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905, Inventarisnummer: U054a006.

Notities over Johan Lodewijk van der Schueren Baron van Hagoort door geschiedschrijver Hendrik Donkersloot

Uit een akte van 11 October 1684 zien we, hoe Dirck Stael als rentmeester, gemachtigde wordt door den broeder van zijn Heer, Johan Louwie van Schueren de Hagoort, om voor dezen in procuratie op te treden, terwijl uit die van 26 Juli 1687 vernomen wordt, dat Maria van Cuijl “zijn Hoog Ed. groote mama” in het voorjaar van 1687 overleden was en een huis, hof en stallinge, gelegen in de Molenstraat te Gorinchem, zeer waarschijnlijk het huis, waarin Maria Cuijl was overleden, voor “twee hondert en vijftigh gulden” door den Heer van Dussen-Munsterkerk verhuurd was.

Jean Louis van der Schueren, Heere van Eijkendonck, die op 28 Januari 1692 met Munsterkerk beleend werd, trouwde met Anna Elisabeth Heerman van Zuijdtwijck, die te Utrecht woonde bij haar ouders. Jean Louis had zitting in het polderbestuur der Wieringerwaard als hoogdijkheemraad. Hij woonde meestal te Utrecht en had voor zijn reizen naar het noorden en zuiden van het land meermalen een paspoort nodig, waarvoor hij ‘t consent [goedkeuring] behoefde van de Staten Generaal, 'om int Noord-Holland na de Heerlijckheijt van Dussen in Zuijdt-Holland over en weer te mogen reijsen met zijn Koets, Kales of Wagen met vier paarden, de Rivier tusschen Gorinchem en Woudrichem te mogen passeeren en repasseeren' of wel om met zijn 'Rijtuijgh en vier Paerden uijt Utrecht na sijne Heerlijckheijdt Dussen heen en weder te mogen passeeren voor den tijdt van twee jaren.' Voor iedere voorgenomen reis, moest ter verkrijging van een paspoort een request aan de Staten-Generaal worden aangeboden.

Het oud-rechterlijk archief van Dussen bevat nog een leenbrief van 10 Juli 1700, waarbij Jan Louis van der Schueren de Hagoort zijn stedehouder der leenen Andries Elants ten overstaan zijner leenmannen Willem Chielen de Bruijn, schepen der heerlijkheid Dussen-Munsterkerk en Michiel Donckersloot, de latere schout van Babiloniënbroek, den Heer Johan van Wevelinckhoven met een stuk weiland beleende, gelegen in de Munsterkerkschen polder.

Na de dood van Dirk Staal volgde Cornelis van Brandwijk, schout van Dussen-Munsterkerk hem als rentmeester op, terwijl als 'Griffier van den huijse Dussen' in 1703 Johannes Pistorius genoemd wordt, die tevens secretaris van genoemde heerlijkheid was. Jean Louis van der Schueren van Hagoort was niet alleen begaan met de r.-k.-parochie in Dussen maar ook met de economische ontwikkeling. Hij nam bijvoorbeeld ook het initiatief voor nieuwbouw van de Munsterkerkse molen: korenmolen De Gunst in Dussen Binnen. De eerste steen voor de molen werd gelegd in het jaar 1708 op de 20sten juni door Harman van Schueren van Haeghoort, Heere van Hagoort, zoon van de Heer van Dussen-Munsterkerk.

Een schepenakte van 8 April 1711 spreekt van een milde gift aan de armen, toen Jean Louis 'ter een gedachtenisse van het overlijden van den Heere van Haechoort zaliger 400 gulden schonk aan de (katholieke) H. Geest armen van Dussen-Munsterkerk, waarvoor de secretaris J. Pistorius 'een kampke lants tot behoeve van de arme voors kocht dat alsdan sal werden genaemt de haechoortsacker of kamp.'

Het schijnt wel, dat Jean Louis van der Schueren zich nog al eens op het kasteel bevond, zoo belegde hij op 18 Augustus 1712 aldaar de navolgende vergadering.
Rechtdagh en overeenkomste tusschen schout ende borgermr. ende Gerechten.
Alsoo different was ontstaan tusschen schouth ende borgermr. ten eenre; ende de Gerechte ter anderer sijde ontrent het aff en wederom aenstellen van een watermolenaer van den banne van het Zuijdervelt, soo hebbe ze die saecke gebracht voor de Heere, die haer op het Casteel van Dussen bij den anderen hebben laten komen, en aldaar in presentie van den heere ende Rentmr. compleet vergadert sijnde, heeft de borgermr. geprese Aert den molen de nogh resterende tijd van ontrent vijff maenden, wanneer ordinair tegens de reeckeninge de molenaers huere komt te expireeren om alle verdere moeijlijckheijd voor te komen, gratis te malen, waer voor bedanckt sijnde soo ist, dat bij de heere, alles sint ende overwogen sijnde, is met goedvinden van de heere geresolveert van nieuwsaff aen te procedeeren tot electie van de molenaer ende dat alle questie over en weder soude sijn dood ende te niet sondre dat daer uijt en meerder van sal mogen gesproocken werden en malcanderen belooft in toecomede in alle harmonie in de vrientschap soo als ‘t behoort, te sullen leven.
Waer op met eenparige stemmen tot watermolenaar voor dit saijsoen off loopende jaer 1712 weder is aangesteld Aert Dirckse Castelijn.
Ende is geresolveert met goedvinden van de heere, dat in toecomende, soo als voor dese, door schouth ende Gerechten, als borgermr. in der tijt regeerende samentlijck, uijt name van de heeren voors., een molenaer, timmerman als smit sullen werden aengestelt, gecontinueert ofte gediscontinueert, soo als sullen bevinden ten meesten oirbair en proffijte van den banne dienstigh te sijn: Actum op den huijse te Dussen den 18e Augustij 1712 en bij de presentie onderteekent.
A. Elants, A. Rombouts, Antonij van Nievaert, Willem Schippers, Antonij Stael, Wouter Roubos, Willem van Dongen
Dit is het merk van Teunis van dern Pluijm selfs gestelt. Mij kennisse Secrts. J. Pistorius.

Bij de privatisering van de Zuid-Hollandse polder in 1722 kocht de kasteelheer van Dussen voor 2350 gulden 11,61 hectare land van de grafelijke domeinen, perceel 117 en 118 op de kaart van Ketelaer, gelegen in het zuidelijk deel van de Neel van Dijkswerf tussen Oudestraat, Nieuwe Kortveldse steeg en Hillikens Gat, dat op dat moment in pacht was bij Maaike Groenevelt, de weduwe van Roelandt Donckersloot. De betreffende percelen sloten goed aan bij de ongeveer 60 morgen die de kasteelheer er al in eingendom had.
De aankoop werd als volgt omschreven: 'De vier en vijftighste partije geteijkent No 117 en 118, in den voorl: kavel Z, sijnde het resterende deel van Neel van Dijkswerf, belent het oude straetje in het zuijden, Hillekens gat in het noorden, Breghte veertigh mergen in het oosten, ende de nieuwe gemaeckte steegh in 't westen, 't samen groot elf mergen drie honderd vier en sestigh roeden, [11m – 364r] heeft Maijke Groenevelt, wed: Roelof Donckersloot laest in paghte gehad om 150 guldens en gekoght bij de Heer van Dussen voor de somme van iim: iiic: L 2.350 gulden. Borgen {de Heer van Hagoort en Pieter Couwenbergh} fol 124v.'
Anna Elisabeth Heerman van Suijdewijck, gemalinne van Jonkhr. Jan Louis van Schuijren Hagoort heere van Dussen had reeds op 29 Juli voor meergenoemden notaris de Witt getesteerd; haar gemaal overleed te Utrecht op 28 October 1726. Daar zijn zoon Jhr. Harmen François vermoedelijk al eerder ongehuwd overleden was, werd hij opgevolgd door diens zuster Elisabeth Catharina.

Het geslacht Heereman en de heerlijkheid Zuidwijk

Anna Heereman's grootvader Silvester Heereman die getrouwd was met Anna Dirksdochter van Swieten maakte fortuin in de handel. Hun zoon Dirck was in 1658 aanwezig bij de kroning van keizer Leopold te Frankfurt en werd bij deze plechtigheid in de adelstand verheven. Een titel waarvoor overigens een flinke som geld voor betaald was. Dirck trouwde in 1660 met Anna Maria Ramp van Rolland, dochter van Andries Ramp (uit een Rooms-Katholiek Haarlems geslacht) en Cornelis Panser. Hun oudste dochter Anna Heerema van Zuydtwijck trouwde in 1693 met Johan Louis van der Schueren Hagoort, die een jaar daarvoor kasteelheer van Dussen geworden was.

Familiearchief
Het familiearchief Heereman van Zuydtwijck (1360-1880) in het Nationaal Archief bevat de zeer uitgebreide schriftelijke nalatenschap van een schatrijk geslacht en de verwante families. Rijkdom en religie brengen met zich mee dat er in het archief bijvoorbeeld stukken worden aangetroffen over geestelijke fundaties, maar ook dat informatie over openbare ambten en bestuursfuncties vrijwel geheel ontbreekt - het bekleden daarvan was voor katholieken immers bijna onmogelijk. De rijkdom van de familie heeft zijn sporen nagelaten in de vorm van honderden aankomsttitels en documenten over de verwerving van onroerend goed (onder meer beleningen door de Nassaus) en het beheer van een uitgebreid goederenbezit in Holland, West- en Zuid-Utrecht en de Tielerwaard. Een indicatie van de rijkdom geven ook de stukken van persoonlijke aard, waaronder de huwelijkse voorwaarden, testamenten en boedelinventarissen de meerderheid vormen.

Oorsprong
De oudste gegevens over het geslacht Heereman van Zuydtwijck zijn te vinden in het testament van de Amsterdamse priester Pieter Heereman uit 1549. Daarin vermaakt hij een deel van zijn bezittingen aan zijn broers oude en jonge Jacob Heereman en zijn zusters Agnees en Maritgen (Marij) Heeremansdochter. Van Marij Heeremansdr. stammen de verdere leden van het geslacht af. Zij had vier kinderen: twee zoons, Heereman en Yem, bij een echtgenoot die Ghijsbert heette en een zoon Jan en een dochter Anna bij Pieter Jansz. Corver. Beide echtgenoten heeft zij overleefd: in 1557 wordt zij vermeld als weduwe woonachtig 'opt water' (het Damrak) in het huis 'de roo wagen'. Marij overleed op 31 januari 1588 en werd begraven in de Nieuwe Kerk; haar nalatenschap bestond, naast geld en renten, uit huizen in Amsterdam en hofsteden te Sloten en Woerden en vertegenwoordigde een waarde van in totaal 26.000 gulden. Over de twee zoons uit haar eerste huwelijk is evenmin veel bekend. Van Yem is slechts de akte van huwelijkse voorwaarden in het archief bewaard gebleven.

Stamhouder
Stamhouder Heereman trouwde in 1552 met Jacoba Jacobsdr. Bam. Zij was degene die er later, ten onrechte, van werd beschuldigd de aanstichtster te zijn geweest van een geheimzinnige ziekte die in het jaar 1566 uitbrak onder de weeskinderen van Amsterdam. Door dit huwelijk raakte Heereman verwant aan een aantal aanzienlijke geslachten - Occo, Buyck, de 'Heynen-clan', Boelens - die tot aan de Alteratie van Amsterdam[omwenteling in Amsterdam op 26 mei 1578 toen de katholieke stadsregering werd afgezet] een zeer grote rol speelden in het stadsbestuur. Zelf heeft hij echter nooit enige activiteit in die richting ontplooid.
Bij zijn zoon Claes (1562-1650) valt voor het eerst een duidelijke toename van de rijkdom te constateren. Hij woonde in het 'groote huys ' in de Kalverstraat (tegenover het 'leelijck hooft') en bezat daarnaast nog zes andere huizen in de stad en een groot aantal landerijen in de omgeving. Ten tijde van zijn overlijden bezat hij vier huizen in de Kalverstraat, twee huizen aan het Rokin, een huis in het 'Gebbefatsoensteegje' en een derde deel van een huis op de Wortelmarkt; de landerijen waren gelegen te Amstelveen, Buitenveldert, Sloten, Ouderkerk, Nigtevecht, Weesp, Spaarnwoude en Koedijk. Welke precies de bron van deze rijkdom is geweest valt jammer genoeg niet uit het archief op te maken - er zijn geen gegevens over het eventuele beroep van Claes. Het is waarschijnlijk dat hij, en later zijn zoon en kleinzoon, zich met de geldhandel heeft bezig gehouden. Ook Claes trouwde met een Amsterdamse, namelijk Volkgen Vastertsdr., een kleindochter van de rijke apotheker Jan Claesz. Cat. Van hun vele kinderen (ten tijde van het overlijden van Claes waren er nog zeven in leven) kreeg er slechts een, Silvester, nageslacht.

Silvester Heereman (1600-1673)
Was jurist en is na zijn studie enige tijd 'in dienst van den keijser' geweest. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Douai (Dowaai) in Frankrijk en werd in 1620 koopman in St. Malo. Hij trouwde met Anna Dirksdochter van Swieten, een dochter uit een aanzienlijk geslacht dat van oorsprong uit Leiden afkomstig was. Zij was weduwe van Joost Boelens, de schoonvader van Silvester's zuster Maria. Silvester en Anna woonden in het huis 'het meer-blad' nr. 98 aan het Singel in Amsterdam waar ze in 1656 tevens een rooms-katholieke kapel aan huis hadden. Heerlijkheid Zuydtwijck

Zoals zoveel rijken in die tijd heeft Silvester getracht zijn sociale stijging zichtbaar te maken door de aankoop van een heerlijkheid. In zijn geval was dat de hoge heerlijkheid Zuydtwijck bij Boskoop, die hij in 1656 kocht van Gualterus van Halewijn. Het is duidelijk dat hij dit meer vanwege de titel dan vanwege de inkomsten gedaan zal hebben, immers de totale oppervlakte van de heerlijkheid bedroeg in 1540-1544 zo'n negen en zeventig morgen en dichtbevolkt zal deze niet geweest zijn. Zijn kinderen voegden de naam van de heerlijkheid toe aan de geslachtsnaam en noemden zich voortaan Heereman van Zuydtwijck.
De heerlijkheid Zuidwijk - een kleine heerlijkheid aan de Gouwe bij Boskoop - werd verlijd aan: Silvester Heereman bij opdracht van de gestelde curateurs van Gualterus van Halewijn, 1656 december 21. Dirk Heereman bij dode van zijn vader Silvester, 1674 oktober 25. Frederik Jacob Heereman bij dode van zijn vader Dirk, 1679 juni 22. Francois Ernestus Hyacinth Heereman bij dode van zijn vader Frederik Jacob, 1746 maart 14. Theodoor Joseph Louis Vincent Heereman bij dode van zijn vader Francois Ernestus Hyacinth bij dode van zijn vader, 1781 april 6. Volgens het aardrijkskundig Woordenboek van van der Aa was de heerlijkheid in 1851 in het bezit van (Matthias Alexander en zijn nakomelingen) Heereman wonende te Surenberg bij Munster. Matthias Alexander was een kleinzoon van Frederik William oud Heer van Oudegijn, een broeder van Francois Ernestus Hyacinth Heereman.

Van 1661-1671 was Silvester Heereman regent van het Sint Pieter Gasthuis. Ondertussen had hij ervoor gezorgd 'zijn schaapjes op het droge te hebben' want in 1673 werd zijn vermogen voor de collaterale successie vastgesteld op 373.200 gulden.

Uit dit huwelijk:
1. DIEDERICK (DIRCK)
2. NICOLAES HEEREMAN VAN ZUYDTWYCK, geb. 1639, in opleiding voor priester bij de Jezuïeten te Antwerpen, overleden na in het Convict te Antwerpen zijn been versprongen te hebben op 18 december 1655, begraven te Utrecht Magdalenakerk 17/27 december 1655 (beluid - wapenbord) (Sint Mariakerkhof) en op 6 februari 1669 herbegraven in de Dom.
3. ELISABETH HEEREMANS, begraven te Amsterdam Oude Kerk (hoogkoor) 9 juli 1642 (beluid)(Singel).

Mr. Diederick Heereman (1637-1678)
Silvesters zoon Diederik was wederom de enige die het geslacht voortzette; zijn twee jaar jongere broer Nicolaes volgde een opleiding voor priester bij de Jezuïeten te Antwerpen, maar overleed na in het Convict te Antwerpen 'zijn been versprongen te hebben' en hun enige zus stierf al op jonge leeftijd.
Silvester studeerde rechten in Utrecht. In 1658 had hij, in de woorden van zijn zoon Frederik Jacob, 'de eere en het geluck' in Frankfurt aanwezig te zijn bij de kroning van keizer Leopold I. Bij die gelegenheid werd hij tot ridder van het Heilige Roomse Rijk geslagen. Hij trouwde kort na zijn adelsverheffing met Anna Maria Ramp, een dochter uit een Haarlems katholiek geslacht, dat in 1630 eveneens door toedoen van de Duitse keizer in de adelstand was verheven.

Blijkens het gedrukt register der Resolutiën van Hunne Hoog Mogende over 1697 (fol. 250) werd op 5 mei van dat jaar [1697] 'aan Anna Maria Ramp, weduwe van Diderick Heereman, in zijn leven Heere van Zuydwijck, op haar verzoek, een paspoort verleend om met vier koetspaarden naar Antwerpen te mogen passeren en repasseren. Daar dat paspoort verleend werd op aanvrage der belanghebbende zelve, en niet, zooals voor vreemdelingen gebruikelijk was, van een buitenlandsch gezant, terwijl de vrouwe van Zuydwijck ook blijkbaar van plan was uit Antwerpen naar hier terug te keeren, mag daaruit wel opgemaakt worden dat zij hier te lande was gevestigd. H. S. Bron: De Nederlandsche Leeuw, 26ste jg, 1908.
Het paar vestigde zich eerst te Haarlem en later te Utrecht aan de Kromme Nieuwe Gracht bij de Jeronimusschool (latijnse school), maar werd nog wel in Amsterdam begraven. Van 1671 tot 1678 was hij regent van het Sint Pietersgasthuis. Hij was zeer vermogend. In 1674 werd hij in het kohier van de 200ste penning aangeslagen voor f 560.000. Hij stierf in zijn geboortestad Amsterdam op 28 september 1678 en werd er begraven in de Oude Kerk (hoogkoor nr 138) op 3 oktober 1678.
Hun kinderen verbraken definitief de band met Amsterdam - de meesten van hen vestigden zich in Utrecht. De enige zoon met nageslacht, Frederik Jacob, trok van daar uit later zelfs naar Roermond, de hoofdstad van Oostenrijks Opper-Gelre (1725). Via hem wordt het geslacht Heereman verder voortgezet.

Uit dit huwelijk:
1. NICOLAES HEEREMAN, ged. Haarlem rk Begijnhof 16 april 1661 (Patr.: Anna Ramp, Sylvester Heereman en Cornelia Panssers), t 2, begr. Amsterdam Oude Kerk (hoogkoor 137) 5 jan. 1664 (Singel).
2. ANNA ELISABETH.
3. FREDERICK JACOB, geb. Utrecht rk 16 sept. 1663, student Utrecht 1684, promotie ald. op ‘de Tutoribus et curatoribus’ 16 febr. 1685, ovl Roermond 30 maart, begr. Clarissenkerk 1 april 1745, tr. le Lisse gerecht 22 okt. 1697. Trouwde twee keer en kreeg in totaal tien kinderen.
4. MARIA VOLQUINA HEEREMAN VAN ZUYDTWIJCK, geb. (Utrecht) rk 1664, bezocht de kloppenschool te Culemborg van 15 mei 1679 tot 8 mei 1680, ovl Utrecht 2 juni 1745 (beluid - wapenbord) (Achter Sint Pieter tegenover de Domsteeg).1 sept. 1745: Aangifte voor de collaterale successie van Maria Heereman van Zuydtwijck f 444.657:19:8 door D. Heereman van Dever en Frans Heereman van Zuydtwijck (GAA, Coll. succ. nr 28, fol 230).
Hierna volgen nog eens 8 kinderen. Hoewel welgesteld werden de broers en zusters van Dirk voor aanzienlijk lagere vermogens - tussen 10-20% van vermogen Dirk- aangeslagen voor de collaterale successie.

Anna Elisabeth Heereman van Zuijdtwijck (1662-1725)
Werd geboren te Utrecht en rooms-katholiek gedoopt op 24 september 1662, ze bezocht de kloppenschool te Culemborg van 11/27 mei 1676 tot 7 mei 1678, overleeden te Utrecht op 7 februari 1725, werd begraven in de Dom (beluid - wapenbord met 8 kwartieren) (Nieuwe Gracht bij de Jeronimusschool).

De dochters Heereman werden veelal naar katholieke kostscholen gestuurd, waarvan de kloppenschool te Culemborg, eigendom van de jezuïeten, wel de meest gerenommeerde is geweest. In 1640 werd in de Papenhoek te Culemborg een zogenaamde ‘Kloppenschool’ gestart, geleid door wereldlijke zusters. De oprichtster was de dochter van een katholieke raadsheer van de graaf van Culemborg, Anna Meerhouts. Aan het eind van de 18e eeuw verdween deze Kloppenschool en in 1818 werd een seminarie gevestigd in de oude gebouwen van de school.
De jongens van Heereman werden in het begin van de achttiende eeuw nog steeds naar de jezuïetenschool in ‘t Convict te Antwerpen gestuurd, en de meisjes gingen toen naar de ursulinen te Roermond. Het was de bedoeling dat alle kinderen Heereman van Zuydtwijck een “adelycke educatie ofte opvoedinge” ontvingen.
Trouwde te Utrecht voor het gerecht op 20/30 april en rooms-katholiek op 2 mei 1693 met Jean Louis van der Schuren van Hagoort.
Uit dit huwelijk:
1. N.N., t Kasteel Dussen 14 sept. 1697.
2. YDA MARIA VAN SCHUEREN VAN HAEGOORT TOT DUSSEN, geb. Utrecht in het “Mandaetshuys” 4 april 1697, 7 Utrecht 30 maart 1717, begr. Dom (beluid - wapenbord met 8 kwartieren) (Nieuwe Gracht bij Jeronimusschool (latijse school in Utrecht).
3. HARMEN FRANCOIS VAN SCHUEREN VAN HAEGOORT, ged. Utrecht rk Jez. 22 mei/1 juni 1699, heemraad 1716 en hoofdingeland april 1723 van de Zijpe en Wieringerwaard, ovl Dussen bij Gorinchem 23 april 1723, begr. Utrecht Dom (wapenbord) (Nieuwe Gracht bij de Jeronimusschool). Harmen Francois was dus slechts 23 dagen hoofdingeland. Op 15 april 1716 (Not. Th. van Heijmenberg, Alkmaar, acte van die datum) schonk zijn vader hem 10 morgen land aan de Grotesloot, in de polder F en nog 20 morgen in de Wieringerwaard, in de letter A, genaamd: De verbarrende (verbrande?) Hofstede. Mogelijk bezat de familie Verschuijren dus eerder ook een Hofstede in de Wieringerwaard!
4. ELISABETH CATHARINA BARBARA VAN SCHUEREN VAN HAEGOORT, vrouwe van Haegoort en Dussen 1727, ged. Utrecht rk 26 jan. 1701, ovl (Utrecht) 19 mei 1734, begr. Dom (wapenbord), tr. Utrecht gerecht 6 sept. 1727 ALEXANDER FRANCOIS (COUTTE) des H.R. Rijksgraaf van Groesbeek en van Wemelingen, Burggraaf van Aublaing, geb. na 1692, ovl (Namen) na 1769, zn. van Jacob, des H.R. Rijksgraaf van Groesbeek en van Wemelingen, Baron van Chemises, Burggraaf van Aublaing, heer van het land en kasteel van Saftlingen, en Jacoba Teding van Berkhout (ex Mr. Johan Teding van Berkhout, student Leiden 24 okt. 1643, rentmeester van Voorne, raad van Brielle 1666- 1696, vermogen 1666 f 10.000 en Cornelia Schuyt).
Bron: CBG jaarboek 1993 p. 70 e.v.

Het Zijper goed Burgerhout heeft sterke historische banden met het kasteel van Dussen. Beide bezittingen behoorden aan de families Jacot van Axele, Verschuijren (ook Van Schueren) van Haegoort en Van Groesbeek. Dit gold ook voor het Zijper goed Huijs te Jacott (Het Slotje) voornoemd. De Heren en Vrouwen van Dussen bezaten 2 buitens in de Zijpe. Bovendien hadden de beide broers Johan Louis en Eduard Francois Verschuijren (zie boven) gezamenlijk een dubbel huis, hof en stalling aan de noordzijde van de Langestraat, te Alkmaar (Not. Th. van Heijmenberg, Alkmaar, akte d.d. 20 april 1695).

Van kasteelheer Jean Louis van der Schueren van Hagoort daarbij en zijn vermogende rooms-katholieke echtgenote Anna Elisabeth Heereman van Zuytwijck ondervond de katholieke parochie in Dussen de nodige steun om hun geloof te belijden. In 1677 was er in Dussen weer een pastoor gekomen. Door het betalen van geld werd dit oogluikend toegestaan. Waar deze pastoor gehuisvest was en waar de parochianen samenkwamen, is niet bekend. Echter, in 1711 werd door kasteelheer Van der Schueren een pand aan de Sluis aangekocht, om het te verhuren aan de parochie. Het werd ingericht als pastorie en vergaderplaats maar diende tevens als schuurkerk en mogelijk zelfs als school.

Bron: ORA Munsterkerk, toegang 0115, inventaris nr 0645 'Van Johannis Franciskus van Heel, pastoor, alsmede Anthonie Eijkholt en Gerrit van Reussel, kerkmeesters, terzake van huur van pastorie, tevens kerk en vergaderplaats, huren van de graaf van Groesbeek, in verband met betaling van de 20e penning', 1730 1 stuk.

Bronnen

ORA Dussen Munsterkerk
Maandbladen Nederlandsche Leeuw en Centraal Bureau Genealogie.
DTB-gegevens Streekarchief Altena-Langstraat, BHIC en OpenArchieven.
Notariële aktes Stadsarchief Amsterdam
Website Inventarisatie boerderijen Zijpe N.H.
Nationaal Archief 3.20.23 Inventaris van het archief van de familie Heereman van Zuydtwijck, 1360-1880
Lofwaerdighe dijckagies en miserabele polders: een financiële analyse van landaanwinningsprojecten in Hollands Noorderkwartier, 1597-1643. Hans van Zwet, 1997, Amsterdamse historische reeks, grote serie, deel 37. Proefschrift aan de Universiteit van Amsterdam.
Oude boerderijen en buitenverblijven, langs de Zijper Grootsloot oostzijde deel 1, Piet Dekker, 1986, Uitgeverij Pirola Schoorl, ISBN 90 6455 050 6.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl