Dussen, vóór St.Elisabethsvloed

Dussen, vóór St.Elisabethsvloed

In 1899 voltooide J.C. Ramaer, Ingenieur van den Waterstaat, een studie over de Geographische Geschiedenis van Holland bezuiden de Lek en Nieuwe Maas in de Middeleeuwen. Daarin beschrijft hij de oude geografie van dit voormalig Zuid-Hollands gebied, waar onder meer de Groote Waard onderdeel van uitmaakte. Hij betrok in z'n studie ook de resultaten van J. H. Hingman's onderzoek, in 1886, van De Maas en de dijken van den Zuidhollandschen Waard in 1421.

Het ontstaan en de teloorgang van de Grote of Zuidhollandse Waard werd in 1950 verder uitgediept door Mr. S.J. Fockema Andreae in diens Studiën over Waterschapsgeschiedenis, deel III, alsmede, in 1981, door Taeke Stol, middels zijn publicatie in het regionaal-historisch tijdschrift Holland, een uitgave van de Historische Vereniging Holland.

In verband met de voorbereiding van de ruilverkaveling in het land van Heusden en Altena, heeft F. Sonneveld in 1959, tijdens de bodemkartering en het daarop afgestemde landbouwkundig onderzoek, aan de hand van tijdens een eerder uitgevoerde kartering verzamelde oudheidkundige gegevens (Modderman, 1953) en van door Hardenberg geciteerde gegevens uit de Romeinse literatuur, in combinatie met de bodemkundige situatie, een beeld gevormd van de toestand van de streek in het verleden.

Verder werd het gebied, in 1985, door J. Renes, betrokken in diens Cultuurhistorisch Landschapsonderzoek van West-Brabant en betekende de studie van Johan Hendriks, in 1990, over de archeologie en bewoningsgeschiedenis van het Land van Heusden en Altena, evenals B.W. Braams' onderzoek, in 1995, over de middeleeuwse ontginning en exploitatie van de kommen in het Land van Heusden en Altena, een belangrijke uitbreiding van de kennis over de streek.

De vroegste ontginningen hebben plaatsgevonden in het gebied van het Land van Heusden en Altena. Dit gebied maakte in de vroege middeleeuwen deel uit van de graafschapsgouw Teisterbant. De naam Teisterbant duidt op een grensligging, en wel ten opzichte van ontgonnen gebied. De grenzen van de gouw lagen niet vast: als de bewoning zich ruimtelijk uitbreidde, breidde ook Teisterbant zich uit. Teisterbant heeft zich vooral naar het westen uitgebreid. Tot deze gouw behoorden onder meer de in de Grote Waard gelegen nederzettingen Aalburg, Andel, Bern, Eten, Heesbeen en Meeuwen (alle komen voor in stukken van vóór 1000).
Na ongeveer 1000 veranderde dit. Waarschijnlijk samenhangend met de machtsontplooiing van de graven van Holland ten nadele van het Sticht Utrecht, is de ontginning toen meer van west naar oost gegaan. Vanuit de oude kern van het graafschap Holland werd toen stroomopwaarts veel (veen)grond ontgonnen.

Omstreeks het jaar 1000 werd het latere Land van Heusden en Altena, alsmede het gebied dat vanaf 1421 de Biesbosch zou worden, gedomineerd door twee rivieren: de Merwede aan de Noordzijde en de Maas in het zuiden, welke laatste voorbij Dussen in noord-westelijke richting Dordrecht liep, zich splitsent in Dubbel en Maas. Talrijke veenstromen en zijriviertjes van de Maas speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis tussen Dordrecht en Heusden: Nieuwe Maas, Alm, Werken, Middelt, Dusse, Voren, Eem, Graaf en Dubbel. Rivieren en beken vormden oeverwallen, terwijl de daar tussen gelegen komkleigebieden opgevuld waren met Hollandveen. De streek werd dan ook gekenmerkt door een vrijwel ontoegankelijk veenlandschap, waar - behoudens op de oeverwallen - nauwelijks bewoning mogelijk was.

In de tweede helft van de 10de eeuw verbeterde het klimaat. De zeer droge zomers droegen bij tot het in ontginning nemen van de veengebieden. In de 11de eeuw vonden op last van de graaf van Holland de eerste systematische ontginningen plaats tussen Maas en Merwede, meer in het bijzonder tussen Dordt en Dussen.
Een van die ontginningen in de zuidoosthoek van het gebied tussen Dordt en Dussen was Heeraartswaarde met Herradeskerke, waarvan de oudste schriftelijke vermelding dateert van 1105. Dit gebied aan de (Oude) Maas is zeer waarschijnlijk een ontginning van de hand van de familie Van Der Dussen dat tot stand kwam aan het einde van de 11de eeuw, dit in nauwe samenwerking met de graaf van Holland die de beschikking had over een eeuwenoude hoeve in dit gebied.

grootewaard1300

Detail van een grotere kaart samengesteld door J.C. Ramaer in 1899 met het Land van Heusden en Altena van vóór de St Elisabethsvloed omstreeks 1300.
Plaat II Geographische geschiedenis van Holland bezuiden de Lek en Nieuwe Maas in de Middeleeuwen, J.C. Ramaer Ingenieur van den Waterstaat, Amsterdam 1899.

Zowel Heeraartswaarde als Dussen Munsterkerk en Muilkerk behoren tot de oudste ontginningen in de Grote Waard. In Muilkerk moet de heer van Altena een belangrijke rol hebben gespeeld, in Munsterkerk is dat niet duidelijk. Een relatie met de familie Van Der Dussen kan tot 1421 alleen voor Heeraartswaarde aan de Maas worden vastgesteld, niet voor Muilkerk en ook niet voor Munsterkerk. Bij de oorsprong van deze beide ambachten speelden zij geen enkele aantoonbare rol. De naam Van Der Dussen slaat dan ook niet op de streek waarin Muilkerk en Munsterkerk waren gelegen, maar op het gelijknamige veenstroompje, aan de oevers waarvan zij ongetwijfeld hun economische basis hadden opgebouwd.

Tussen Meeuwen en Herradeskerke ligt het gebied van Dussen met de Vorenzaterwaert (genoemd naar het riviertje Voeren of Voorn), waarvan de eerste vermelding dateert uit 1200. In de Rekening van Daniël van der Merwede uit 1333-1334 wordt dit gebied ook wel aangeduid als Hoge Venen (Veen). Of er rond 1200 reeds vele mensen woonden is onduidelijk en alleszins zeker. Temeer daar de beide kerken in het gebied van Dussen pas in de loop van de dertiende en veertiende eeuw in de schriftelijke bronnen worden genoemd: 1276 Mulekerke (=Muilkerk), 1330 Monsterkerk. In 1203 was Dussen in ieder geval ontgonnen, want het wordt dan met name genoemd in een verdrag gesloten tussen Dirk VII, Graaf van Holland en Henric I, Hertog van Brabant betreffende Dordrecht, Dussen-Muilkerk en het gehele land tussen Strijen en Waalwijk. De graaf van Holland moest deze gebieden opdragen aan de hertog van Brabant; dit ter genoegdoening aan Hertog omdat Dirk van Holland het had gewaagd het kortgeleden gestichte 's-Hertogenbosch te plunderen.
In den jaere 1203 geviell grooten twist tussen Hendrick van Brabant ende graeff Dirck van Hollant om een stuck lants gelegen tussen de Maes ende Schelt; maer die saeck wert bijgelijt op conditiën, dat den graeff van Hollant soude comen tot Loven ende soude overgeven in handen van den hertog de stad van Dorth met den Dortsenwaert ende de landen van Strijp, item Dussen ende Waelwijck, ende die graeff van Hollant ontfing dieselve landen ten leen van den hertogh.
Bron: De kroniek van het St. Geertruiklooster te ’s-Hertogenbosch, Die chronijcke der Stadt ende Meijerije van 's-Hertogenbosch, folio 4v (p.7)

De abdij van St.-Truiden bezat in de 13de eeuw zeer veel goederen langs de rivier de Maas ongeveer tussen Made in het westen en Lithoijen in het oosten. Dit rijke bezit was georganiseerd rond twee centrale hoven (curtes) onder leiding van een proost te Alem en te Aalburg. Naar het schijnt had St.-Truiden deze bezittingen vooral nodig om aan zalm te komen, die toen rijkelijk aanwezig was in de grote rivieren. De abdij had er minstens 174 hoeven aan land in bezit. In het gebied van Dussen waren 17 hoeven gelegen, die elk 24 roeden breed en minimaal 350 roeden en maximaal 400 roeden lang waren, wat weer gelijk was aan 14 Aalburgse morgens.
(H. Pirenne ed., Le livre de l'abbé Guillaume de Ryckel (1249-1272) (Bruxelles, 1896), p. 162).

Omstreeks 1300 is het gedeelte van de Grote Waard ten noorden van de (Oude) Maas ontgonnen en is het bezaaid met nederzettingen. J.C. Ramaer's onderzoek van dit gebied resulteerde in een kaart waarop de situatie van het gebied in 1300 wordt geprojecteerd op de situatie van 1899 (in rood).

ramaergrotewaard.jpg

Detail van een grotere kaart samengesteld door J.C. Ramaer met het Land van Heusden en Altena van vóór de St Elisabethsvloed omstreeks 1300. In "rood" is de huidige situatie weergegeven.
Plaat III Geographische geschiedenis van Holland bezuiden de Lek en Nieuwe Maas in de Middeleeuwen, J.C. Ramaer Ingenieur van den Waterstaat, Amsterdam 1899.

Centraal op deze kaart zien we het gebied rond Dussen Muilkerk en Monsterkerk met Vorenzaterwairt afgebeeld, waaruit de ligging van beide ambachten aan de zijriviertjes Middelt en Dussen van de (Oude) Maas blijkt.
Jacobus van Oudenhoven, welke na een theologische studie in Leiden zijn opleiding tot predikant genoot in Heusden bij de bekende predikant Gisbertus Voetius, schrijft in z'n opsomming van de rivieren van de Groote Waard over Dussen het volgende:
"Bij Dussen strekte sich soo wijd als beyde ambachten de Dussen, die van deze rivieren hare benaming hebben. De Middel was den voorderen loop van de Dussen, ende begon de Middel daer de Dussen eindigde. De Voorn was een spraut van de Middel ende Dussen, ende nam syne oorspronnck, daar deze twee Rivieren vereenighden, ende de Dussen met de Middel synen Naam verwisselden, nemende dan voorders synen loop Zuidwaerts op, ende eyndigde in de Oude Maes."

Voorgaande kaart bekijkend zien we dat vanuit Muilkerk bezien, waarvan het centrum gesitueerd was ter hoogte van thans Dussen Binnen, Munsterkerk of Monsterkerk zuid-westelijk hiervan lag, meer in de nabijheid van de Oude Maas. Duidelijk zichtbaar is dat de stroombedding van de Oude Maas eertijds meer noordelijk lag dan dat thans het geval is. De voormalige Scheisloot die later de grens tussen Waspik en Dussen vormde, wordt genoemd als de laat-middeleeuwse stroombedding van de Oude Maas. Het centrum van Munsterkerk, met kerk, zal gelegen hebben tussen thans de Oude Straat en Kalversteeg, aan De Dusse.

Het riviertje Middelt dat ontspringt ter hoogte van Muilkerk en zuidelijk uitmondt in de Oude Maas is ná de St. Elisabethsvloed waarschijnlijk gaan samenvloeien met de Dussen die oorspronkelijk noordelijk van het Kasteel stroomde, maar ná de vloed zuidelijk hiervan stroomt. Daarbij bljft de Dussen haar weg naar de Oude Maas in oostelijke richting zoeken, terwijl de Middelt een zijtak van de Dussen langs de Molenkade zal zijn gaan vormen om via de Dussensche Gantel en de Munsterkerksche Sluis in de Oude Maas uit te wateren.
De Vorenzaterwairt is het gebied waar in 1679-1680 de Nieuw Dussensche - of Zuid-Hollandsche Polder werd aangelegd

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl