Logement De Gouden Leeuw aan De Sluis

Geschiedenis van logement De Gouden Leeuw aan de Sluis van Dussen Munsterkerk (1861-1892)

Logement De Gouden Leeuw was in de tweede helft van de negentiende eeuw gevestigd aan de Sluis, en wel op de noord-westhoek van de Molenkade met de Dorpsstraat. Het bewuste pand werd in 1861 aangekocht door Cornelis Janse van Dijk die het liet verbouwen tot een herberg waarin ook overnacht kon worden. Dat nieuwe logement kwam min of meer in de plaats van de herberg van Lensvelt in de Kerkstraat ten oosten van de kerk, die een aantal jaren daarvoor zijn deuren gesloten had. Daarmee was er naast De Zwaan van De Wit en een aantal jaren daarvoor geopende Hotel Van Beurden in de Dorpsstraat maar wel in de buurt van de Sluis, een derde lokaal in het nieuwe centrum van Dussen. Van Dijk heeft tot 1888 het logement bestierd - hij was inmiddels 71 jaar - om het dat jaar te verkopen aan Hendrikus van Iersel. Deze bleef slechts kort eigenaar en deed de zaak - waarschijnlijk om gezondheidsredenen - over aan zijn zwager Willem Heessels, afkomstig uit Woudrichem. Met de grote dorpsbrand van augustus 1892 ging ook De Gouden Leeuw van Heessels in vlammen op.

Situatie aan de Sluis vanaf 1820

Op de allereerste kadasterkaart van omstreeks 1820 werd door de landmeters de situatie aan de Sluis als volgt geschetst: Aan de zuid-oostkant van de Munsterksche Sluis stond de r.-k.-pastorie met daar tegenaan gebouwd de rooms-katholieke kerk; voordien had er een houten schuurkerk gestaan. Ten zuiden achter de kerk was met de bouw van de nieuwe kerk ook een kerkhof aangelegd en achter de pastorie aan de gantel, ter hoogte van het haventje, stond het koetshuis van de pastoor, dat overigens ook wel bewoond werd. Ten noorden tegenover de kerk stond de boerderij van Cornelis Rombout en zijn vrouw Mechelina van Kooten, een landbouwer met nogal wat grond en opstallen aan de Sluis, Molenkade en in het Groot Zuideveld. Deze boerderij was in 1842 doelwit van brandstichters. Behalve de boerderij brandde toen ook de kerk, pastorie en vijf omliggende huizen af. De woning van Pieter Baas de Jonge (perceel H375a) naast de boerderij van Rombout werd ook door brand verwoest maar wel weer herbouwd. In 1859 werd het pand van Baas junior met de percelen H375 en H375a aangekocht door dokter J.F. Verlinden, huisarts te Dussen van 1852-1870. Na de dood van zijn echtgenote, in 1870, verhuisde dokter Verlinden echter naar Vlijmen en werd de woning verhuurd, onder meer aan de rijksontvanger Josephus Antonius van Hooft, waarna het pand in mei 1877 voor 4.500 gulden werd aangekocht door de latere burgemeester van Dussen Adrianus Hendrikus van Honsewijk en zijn aanstaande bruid Anna Margaretha Huberta Sprangers. Uit de aankoopprijs blijkt dat het destijds een zeer aanzienlijk pand betrof waarvoor de term patriciërswoning niet zou misstaan.

Uiteraard waren er in de buurt van de kerk ook enkele herbergen. Ten oosten naast de kerk, in de Kerkstraat, was er de tapperij - vermoedelijk De Roskam genoemd - van Simon Teunissen Lensvelt, in de O.A.T. abusievelijk aangeduid als Simon Fransen Lensvelt. Hij was een zoon van Teunis Lensvelt en Anneken Lensvelt. Notarisarchief Dussen, 1825, D.Middelkoop Jr.: akte nr. 78, 06-05-1825, Familie Baas ruilt met Simon Teuniszoon Lensvelt gehuwd met Petronella Schippers een huis, erf, buitendijkse kaveling aan de Ouden Zeedijk geschat op 1500,- voor een huis, achterhuis, buitendijkse kaveling, hof, erf en boomgaard aan de Ouden Zeedijk eveneens geschat op 1500,-. Idem akte nr. 80, 6-5-1825: Simon Teuniszoon Lensvelt, beroep tapper, z.v. Antonius L. (1714-1783) en Anna L. (1714-1787), gehuwd met Petronella Schippers verkopen aan Gerrit van Daal en Richardus Josephus Stael, leden van het kerkbestuur van de r.-k.-parochie, een huis, erf, buitendijkse kaveling aan de Ouden Zeedijk voor 1500 gulden. Waarschijnlijk was deze aankoop van de parochie bestemd voor toekomstige uitbreiding van kerkelijke opstallen. Het lokaal van Lensvelt werd dus op termijn gesloopt.

Tegenover de tapperij van Lensvelt stond binnendijks een klein huisje van Schoenmakers - later kosterwoning - met daarnaast de boerderij (perceel H391) van de weduwe van Richardus of Rijkert Lensvelt (Geertruida Casteleijns) met daarachter het perceel nr. H394. Dit is de latere Kerkweide, zo genoemd omdat er na de grote dorpsbrand van 1892 tijdelijk een houten noodkerk op heeft gestaan. Dit perceel ging vanaf 1931 dienst doen als voetbalveld voor het in 1927 opgerichte R.K.V.V. Dussensche Boys.

Ten westen van de kerk, op perceel H305, was er van oudsher (17de eeuw) de herberg met raadkamer van oorspronkelijk Adriana van Brantwijck, maar ten tijde van de eerste kadastrale opmeting in het bezit van de weduwe en kinderen Reinier van der Pluijm. Voor meer informatie omtrent de geschiedenis van deze herberg zie Geschiedenis herberg De Zwaan aan de Sluis. Rondom de herberg van Van der Pluijm, ten westen van de Dussensche Gantel, resideerde een deel van het boerengeslacht van Van der Pluijm. Opvallend is bovendien dat er nogal wat schippers aan de Sluis woonden. Dit staaft de gedachtengang dat de eerste bebouwing hier vermoedelijk door schippers werd gesticht die aan de Sluis regelmatig voor anker lagen.

Tegenover de herberg met raadkamer van Van der Pluijm, op de noord-westhoek van de Sluis, stond een behoorlijk groot langwerpig pand dat was verdeeld in een tweetal woningen met daarachter een kleiner gebouwtje, vermoedelijk een schuurtje. Deze percelen: het westelijk deel kadastraal genummerd H306-307, was eigendom van Christiaan Kievits, schoenmaker van beroep, zijnde een huis met erf en tuin en het oostelijk deel met perceelnummer H307a, dat eigendom was van Jacobus Baas, schipper van beroep, zijnde een huis met schuur en erf. Baas had dit deel van het pand met perceel aangekocht van zijn buurman Christiaan Kievits. Ten noorden direct achter het schuurtje van Jacobus Baas stond langs de gantel nog een bescheiden huisje op perceelnummer H308a van Cornelis Poel, eveneens schipper van beroep.

De Molenkade vormt de verbinding tussen het oude centrum van Dussen Muilkerk in het Binnen en en het nieuwe centrum van Dussen Munsterkerk aan de Sluis. Langs de Molenkade was nog slechts spaarzaam bebouwing aanwezig. Of de Zandpad of Boezemkade - die later in het verlengde van de Molenkade in het Klein Zuideveld kwam te liggen - al bestond is niet helemaal duidelijk. Er stonden al wel wat woningen langs de westoever van de binnendijkse Dussensche Gantel en op de kaart is ook een stippellijn getekend, wat een aanduiding was voor een voetpad. Waarschijnlijk dus een aanwijzing van een toegangsweg in wording: de Zandpad of Boezemkade.

Schipper Jacobus Baas was: Jacobus Petrus Baas, gedoopt 04-06-1786 en overleden te Dussen 28-01-1855, zoon van Petrus (Pieter) Baas, gedoopt 25-11-1754 en overleden te Dussen 10-08-1829 en Nicolaae (Clasina) Rombouts, begraven Muilkerk 11-9-1796. Jacobus Petrus Baas was gehuwd met Gosuina (Justina) Akkermans, overleden Dussen 23-10-1860 dochter van Johannes Akkerman en Geertruida Vuijsters. Jacobus Baas fungeerde regelmatig als getuige bij gemeentelijke aangiftes voor geboorte, huwelijk en overlijden.

Schoenmaker Christiaan Kievits/Kivits (±1772-13 augustus 1839) zoon van Johannes Kivits en Cornelia de Bondt, was getrouwd met Cornelia Cornelisse van der Pluijm (overleden op 27-08-1860, dochter van Cornelius van der Pluijm en Maria Kleijbergh, mogelijk familie van de overburen, uitzoeken!). Ze hadden een groot gezin en als thuiswerkend middenstander fungeerde Christiaan regelmatig als getuige bij aangiftes voor de burgelijke stand net als zijn buurman aan de oostkant van de Sluis, Cornelus Rombout de landbouwer. Hun dochter Cornelia Kievits trouwde in 1822 met de achterbuurman Cornelius Poel. Christiaan was ook een zwager van Antonie van der Pluijm. Zijn zoon Cornelis Hubertus Kivits werd ook schoenmaker en trouwde met Maria van der Ven; zij verhuisden naar Emmikhoven.

Strategische plaats voor een logement

De vestiging van een nieuw logement aan de Sluis was vanuit geografisch-strategisch oogpunt bezien een goede keuze van Van Dijk. De Sluis vormde namelijk het hart van het nieuwe centrum van Dussen Munsterkerk, met de rooms-katholieke kerk, het haventje en herberg De Zwaan, terwijl de gemeente plannen had om er op termijn een raadhuis te bouwen. Bovendien maakte de Molenkade - Sluis - Dorpsstraat deel uit van de doorgaande provinciale weg tussen Heusden en Werkendam waardoor er behoorlijk aanbod was van reizigers die een extra pleisterplaats langs de route uiteraard wel konden waarderen.

Hotel Van Beurden in de Dorpsstraat

Cornelis van Dijk was overigens niet de enige die toekomst zag in de ontwikkelingen aan de Sluis. Smid Jordanus van Beurden was al eerder op hetzelfde idee gekomen om in de buurt van het nieuwe centrum van Dussen de logiescapaciteit uit te breiden. Hij zette in 1851 zijn grof- en hoefsmederij, kachelmakerij en ijzerwinkel aan de stoep van Oudestraat te koop om de opbrengst daarvan te investeren in een compleet nieuw en multifunctioneel bedrijf in de Dorpsstraat in de buurt van de Sluis. Op 5-4-1853 kochtten Jordanus en zijn vrouw Pietronella Toethuis aldaar een huis met erf (kadastraal aangeduid met de nummers H288-H289, H292-H293) van Johanna Toethuis echtgenote van Arnoldus Stael - een tante van zijn vrouw - voor ƒ 1200,- (Notarieel archief Dussen, D. Middelkoop, nr. 38, 05-04-1853). In dit pand werd door hen in 1853 een hotel en een ijzerwinkel gesticht. Dat hotel was mogelijk op initiatief van Pietronella; het geslacht Toethuis kende meer herbergiers. Haar vader, Heijmen Toethuijs, was bijvoorbeeld ook eigenaar van een pand aan De Putten waarin herberg de Posthoorn gevestigd was. Maar het is ook mogelijk dat Arnoldus Stael en Johanna Toethuijs in het pand voordien al een herberg uitbaatten met een stalling aan de overkant van de straat. Hoe dan ook in 1853 opende het nieuwe Hotel van Beurden zijn deuren voor de gasten. In de gelagkamer werden vanaf 1865 ook wekelijks een botermijn en een korenbeurs georganiseerd, wat voor redelijk veel aanloop zorgde. Voor meer informatie omtrent de geschiedenis van Hotel Van Beurden zie Van Beurden, ondernemersgeslacht in Dussen. Cornelis Janse van Dijk, ondernemer Cornelis Janse van Dijk (1817-1892), schipper van beroep, was de oudste broer van onder meer Francisca van Dijk, de eigenaar van boekhandel-winkel-koffiehuis Het Wapen van Noord-Brabant in de Krekeldraai (het latere café De Bocht). Hun ouders waren Jan Cornelusse van Dijk (kleermaker) en Pietronella Lensvelt, dochter van Gerrit Lensvelt en Adriana Kivits. Cornelis kwam uit een - wat je noemt - kleermakersgeslacht. Zijn opa van vaderskant was al kleermaker, net als zijn vader en zijn oom Peter. Cornelis Janse voelde echter niet bijster aangetrokken door het idee zijn verdere leven met naald en draad door te brengen, hij was wat avontuurlijker ingesteld. Daarbij ging hij ook wel eens over de schreef. Zo had hij in de zomer van 1842 - enigszins aangeschoten - een heftige woordenwisseling met Willem Sgroot die uitdraaide op een handgemeen; het leverde hem één dag gevangenisstraf op. Cornelis werd schipper en in 1842 trouwde hij met schippersdochter Huiberdina Bossers (1816-1891) uit Raamsdonksveer. Hoewel beiden dus een schippersverleden hadden, zegden zij na hun huwelijk toch hun schippersbestaan vaarwel en vestigde Cornelis Janse zich als tapper in zijn geboortedorp. Hun herberg stond in de Dorpsstraat, tussen de Krekeldraai en De Putten, in het pand van de overleden Handrikus van Dongen dat hij van de erfgenamen had overgenomen. Dit was hetzelfde pand waarin later Willem van Nunen zijn klompenfabriek zou huisvesten, ten oosten naast de latere kwekerij van Adriaan van Moergestel. Van Cornelis Janse van Dijk weten we dat hij ook regelmatig als getuige optrad bij geboortes en huwelijken en daarbij als beroep 'tapper' liet aantekenen, tot 1860 dan, waarna hij als logementhouder verder door het leven ging. Het zegt iets over de ambities van de herbergier uit de Dorpsstraat.

Het pand dat Van Dijk voor ogen stond voor zijn logement aan de Sluis, werd destijds bewoond door de weduwen van Jacobus Baas en van Christiaan Kievits. Opvallend is dat dezen: Justina Akkermans en Cornelia van der Pluijm kort na elkaar in 1860 overleden. Hierdoo kwam het betreffende dubbelwoonhuis van Baas en Kievits vrijwel gelijktijdig te koop. Het pand van Kievits werd verkocht aan Johannes Ansems die in 1856 vanuit Raamsdonk naar Dussen was gekomen om er een zadelmakerij te vestigen. Op het oostelijk deel van het pand liet Cornelis Janse zijn oog vallen. Hij kocht in 1861 tijdens een door notaris D. Middelkoop georganiseerde publieke verkoping in herberg De Zwaan van de weduwe De Wit het pand van de erfgenamen: de kinderen Baas, voor een bedrag van 800 gulden. Hij had ingezet op 500 gulden maar diende te verhogen tot 800 gulden om het onroerend goed in zijn bezit te krijgen.
Hij had grootste plannen en om die te financieren verkocht hij in 1862 zijn bestaande herberg in de Dorpsstraat: Notarisarchief E. Tijsmans, Waalwijk, aktenr. 26 van 05-02-1862: Overdracht van huis, erf en tuin voor ƒ 1600,- door Cornelis Janse van Dijk, tapper te Dussen, aan Leendert Heijmenszoon Toethuis, landbouwer te Dussen. Kadastraal bekent onder nummers: H198 (tussen Putten en Krekeldraai), H208, H733.
De verdergaande ontwikkeling van de Sluis tot centrum met onder meer de geplande bouw van een nieuw raadhuis, deden Van Dijk besluiten een aanvraag in te dienen bij het gemeentebestuur om het door hem aangekochte pand ingrijpend te verbouwen, wat heet, te vervangen door een compleet nieuw pand dat voor een deel over het water van de Dussensche Gantel heen gebouwd zou worden, een beetje naar het voorbeeld van Het Verlaat in Almkerk. Jammer genoeg voor Van Dijk had het gemeentebestuur andere plannen - dat gedeelte van de gantel werd in 1907 met behulp van buizen overkluisd zodat er voor het nieuwe raadhuis een soort van pleintje ontstond - en werd zijn aanvraag afgewezen. Hij liet zich echter door deze tegenslag niet uit het veld slaan en besloot daarop het oorspronkelijke pand in te richten als herberg en logement en het achterliggende schuurtje te verbouwen tot woonhuis.

Door de Gemeente Dussen werd in 1869 een aanvraag van C.J. van Dijk Jzn. om een woonhuis te mogen bouwen over de noordelijken vleugel van de Sluis - naar model van Het Verlaat in Almkerk - tot tweemaal toe afgewezen.

Concurrentiestrijd

Uiteraard ter zaak had Van Dijk indertijd niet staan juichen toen Jordanus van Beurden als onderdeel van zijn nieuwe bedrijf in de Dorpsstraat daar ook een Hotel Van Beurden opende. Dat betekende immers een serieuze en directe concurrent erbij. Dat de spanningen tussen de beide middenstanders als elkaars naaste concurenten opliepen laat zich raden en blijkt eens te meer uit enkele strafzaken die dienden voor de arrondissementsrechtbank in Den Bosch. Op 9 december 1860 had Van Dijk amok gemaakt en daarbij Van Beurden - notabene in zijn eigen gelagkamer - aan zijn baard over de toog getrokken en hem daarbij mishandeld. Omdat uit de getuigenverklaringen de mishandeling niet bewezen werd geacht, werd hij echter van verdere strafvervolging vrijgesproken. Niettemin was de toon tussen de twee heren met dit 'voorval' uiteraard wel gezet. Want twee dagen later was het in herberg De Zwaan opnieuw prijs toen ze elkaar daar opnieuw troffen. Van Dijk bood grootmoedig Van Beurden een pot bier aan ter goedmaking van het voortgevallene maar dat gebaar viel bij Van Beurden bepaald niet in goede aarde. Van Beurden maakte van Dijk uit voor 'smeerlap en hoerenjong' hetgeen in een ordinaire kloppartij ontaard zou zijn, ware het niet dat kastelein Jacobus de Wit en getuige Boele tussenbeiden waren gekomen. De rechter veroordeelde Van Beurden niettemin voor belediging en smaad van zijn opponent tot een boete van acht gulden.

Logement De Gouden Leeuw (1861-1892)

Eenmaal geopend, verwierf De Gouden Leeuw zich mettertijd ook een bescheiden positie voor het houden van verkopingen en publieke veilingen e.d.: 'Dussen 28 Jan. 1871. Door den heer P.J. Verschoor JRz., vlaskoopman alhier, werd de vorige week in deze en omliggende gemeenten opgekocht, plus minus 10.000 steen [vlasmaat] bewerkt vlas, voor den gemiddelden prijs van 34 a 35 stuivers de steen. Dit alles werd door genoemden koopman wederom verkocht aan een Belgisch koopman en is deze week donderdag en vrijdag door de verkoopers afgeleverd bij C. J. van Dijk, logement de Gouden Leeuw alhier, wat op die dagen eene buitengewone drukte veroorzaakte. Door de langdurige stremming der vaart er geen gelegenheid geweest zijnde iets af te leveren, kwam dit onze boeren goed te stade, daar er sedert lang niets was afgeleverd en zij bij de aflevering van het vlas met de gevulde beurs huiswaarts gingen. Bron: "Binnenland.". "Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant". 's Hertogenbosch, 02-02-1871.
Een maand later werden door notaris R. Middelkoop uit Capelle landerijen in de Zuidhollandsche polder publiek verkocht in de gelagkamer van De Gouden Leeuw. Maar er werd ook jaarlijks het 'Fruitgewas van enige boomgaarden' (in 1883, 1885 en 1887) geveild door notaris Verberne. Zo hadden enkele herbergen in het dorp hun eigen specialiteit; De Posthoorn aan de Putten voor het verhandelen van varkens, Den Boerendans aan de Korn voor de verkoop van 'hout op stam' en De Gouden Leeuw aan de Sluis voor de veiling van Fruitgewas. Het merendeel van de publieke verkopingen vond echter plaats bij De Zwaan en Hotel van Beurden.

Net als in andere openbare gelegenheden liep het ook in de gelagkamer van De Gouden Leeuw wel eens uit de hand. Zo had Peter Otgens uit Dussen voortdurend mot met herbergier Cornelis van Dijk aan de Sluis. De eerste keer in december 1863 sloeg hij Van Dijk bewusteloos achter de herberg van de weduwe De Wit, die tegenover het logement van Van Dijk stond. Daarbij beledigde hij ook nog eens de toegesnelde veldwachter Veger met de woorden ‘ik heb schijt aan de politie’. Het kwam hem op één maand eenzame opsluiting te staan. De tweede keer maakte hij amok met Van Dijk in diens eigen uitspanning. Toen liet Van Dijk zich echter ook niet onbetuigd met als gevolg dat ze beiden drie dagen celstraf kregen opgelegd.

Van Dijk kreeg steeds meer klandizie, vermoedelijk omdat zijn directe concurrent aan de overkant van de straat, herberg De Zwaan, een beetje op zijn retour was. In 1881 realiseerde de gemeente een gloednieuw raadhuis aan de Sluis. Hierdoor verdween de raadkamerfunctie voor herberg De Zwaan hetgeen traditioneel nogal wat aanloop en extra klanten opleverde. Daarnaast kwam herbergier Jacobus de Wit in 1885 te overlijden - zijn echtgenote Cunera van Honsewijk was al eerder gestorven - waarna de zaak werd voortgezet door zijn drie vrijgezelle dochters. De jongste van de drie, Theodora, vertrok echter in 1890 naar Oosterwijk. Bovendien had het pand te kampen met achterstallig onderhoud waardoor het een enigszins vervallen indruk maakte. Anna Maria en Margaretha de Wit besloten om het rigoreus aan te pakken en het bestaande gebouw geheel te laten slopen en daarvoor in de plaats een nieuw herenhuis te realiseren, waarin vermoedelijk nog wel getapt werd. Het aanzienlijke erfdeel van hun grootouders en ouders, stelde de dochters De Wit in staat om deze forse investering te doen. Helaas voor hen zou het fraaie nieuwe herenhuis vrij kort na de oplevering door de grote dorpsbrand van 1892 in vlammen opgaan.

Door deze ontwikkelingen floreerde De Gouden Leeuw naar behoren, althans dat leiden we af uit de onroerend goed portefeuille van Van Dijk eind jaren tachtig van de negentiende eeuw. De verscheidenheid daarvan moet toch het resultaat geweest zijn van een overschot aan spaargeld wat destijds te doen gebruikelijk veelal in onroerend goed belegd werd, liever dan in aandelen. Beleggen in aandelen kon wel profijtelijker zijn maar was ook meer risicovol. De aankoop en verhuur van een huisje of een stuk land in het eigen dorp was ook minder abstract dan investeren in spoorwegaandelen in Rusland of een ander Oost-Europees land.

Situatie in 1887

De schattingskaart van 1887 van het kadaster laat zien dat er in die tijd op de twee percelen een drietal huizen stonden. Van oost naar west waren die genummerd als H1176 (het logement), H1175, H1174 en nog een woning achter het logement gebouwd langs de gantel en genummerd H1177. Het bescheiden pandje op perceel H308a was ongewijzigd gebleven. Volgens het bevolkingsregister van de periode 1890-1910 woonden er destijds: Het huisje langs de gantel, waar in 1820 Cornelis Poel woonde, werd in 1890 betrokken door het gezin van machinist Herman Wissink uit Roosendaal die vanwege de graafwerkzaamheden van de Bergse Maas tijdelijk in Dussen woonde. In 1891 is hij weer vertrokken uit Dussen en werd het pandje tot 1898 bewoond door het gezin van Hendrik van Dijk, schipper van beroep. Het pand daarvoor op de noord-westhoek van de Sluis was het logement De Gouden Leeuw dat toen werd uitgebaat door Willem Johannes Heessels, geboren te Woudrichem en zijn echtgenote Anna Maria van Iersel uit Dussen. Zij hebben het logement op 6 september 1890 van hun zwager/broer Hendrikus van Iersel overgenomen; daarvoor woonden zij in Woudrichem.
Naast het logement woonde zadelmaker Johannes Ansems en zijn echtgenote Adriana Baijens. Johannes - telg uit een zadelmakersgezin: zijn vader en broers oefenden ook dat beroep uit - was op 14-5-1856 uit Raamsdonk naar Dussen gekomen om er zich als zodanig te vestigen; ruim een jaar later kwam ook zijn bruid - dochter van de smid uit Raamsdonk - over naar Dussen. Ansems had ook een speciale stap in de gantel om het benodigde water voor de leerbewerking daaruit te kunnen putten. Overigens bracht hij - net als Cornelis Janse van Dijk - nogal wat tijd door op het gemeentehuis om er als getuige bij geboortes, huwelijken en overlijdens (periode 1856-1917) zijn handtekening op de akte te plaatsen. Wie er in de derde woning gehuisvest was valt uit het bevolkingsregister over de periode 1890-1910 niet op te maken. Overigens wijzigde de situatie ingrijpend na de dorpsbrand van 1892 toen voor de drie woningen een geheel nieuw pand in de plaats kwam.

Verkoop Logement in 1888

GoudenLeeuw Vanwege het bereiken van de gevorderde leeftijd van 70 jaar, besloot van Dijk het logement in 1888 te koop te zetten. In maart 1888 werd hotel Gouden Leeuw aan de Sluis door hem verkocht maar ook andere onroerend goed werd door hem ten gelde gemaakt. Notaris Verberne akte 79, 2-5-1888: Opbrengst erfhuis voor 53,70 en verpachting perceel H239 voor 1 jaar 70,- door C.J. van Dijk. Notaris Verberne akte 1, 10-1-1889: C.J. van Dijk verkoopt aan Adriana van Engelen huis??? H239, groot 3,14 aren voor 350,- (vlak voor Krekeldraai, thans huis van Ad Vollebregt). In maart 1888 werd door C.J. van Dijk verkocht in twee kopen (kavels) Hotel De Gouden Leeuw, perceelnummer H1082, groot 2.40 aren en Woonhuis perceelnummer H903, groot 26 ca.

Van Dijk en zijn vrouw verhuisde na de verkoop in 1888 naar de Dorpsstraat B108, in de Krekeldraai. Om hun inkomen wat aan te vullen werd nog wat overbodig onroerend goed verkocht. Notaris Verberne akte 79, 2-5-1888: Opbrengst erfhuis voor 53,70 en verpachting perceel H239 voor 1 jaar 70,- door C.J. van Dijk. Notaris Verberne akte 1, 10-1-1889: C.J. van Dijk verkoopt aan Adriana van Engelen huis en erf H239, groot 3,14 aren voor 350,- (vlak voor Krekeldraai, thans huis van Ad Vollebregt). Notaris Verberne, akte nr. 96, 14-08-1890: Cornelis Janse van Dijk verkoopt aan Antonius Merkx een huis, erf, H1177 van 65 ca. voor f. 500,-. Ze hebben slechts kort van hun rentenierschap kunnen genieten want in 1891 overleed eerst Huiberdina en één jaar later Cornelis zelf. Omdat hun huwelijk kinderloos gebleven was, hadden zij hun inwonend nichtje Huiberdina Maria Jansen tot erfgenaam benoemd. Deze trouwde kort na Cornelis' dood met broodbakker Leonardus van Dijk (1861-1935) maar verhuisde vier jaar later naar Rotterdam.

Nieuwe eigenaren van De Gouden Leeuw Hendrikus Hubertus van Iersel, geb Dussen 25-4-1856, tapper en winkelier later koopman, ovl Dussen 26-8-1905 X Dussen 26-7-1882 Jacomina Dorothea Ten Pas, geb Gorinchem/Stamproy 22-9-1856. Hendrikus was een zoon van Adriaan van Iersel de winkelier naast de oude jongensschool aan de Dijk en tevens een oom van Louis van Iersel de Amerikaanse held uit de Eerste Wereldoorlog. In maart 1888 heeft Hendrikus van Iersel hotel de Gouden Leeuw met achterliggend woonhuis a/d Sluis gekocht van C.J. van Dijk: hotel, huis, erf en tuin H1176, groot 1.90 aren minus noordelijke perceelgrens die behoort aan H1177, voor 2800,- [Bron notaris Verberne 1888 akte nr 34] . Hendrikus Hubertus van Iersel leende daarvoor hypothecair van Christ J. de Jongste te Heusden 1500,- tegen 4,5% [Bron Verberne 1888 akte nr.45]. In augustus 1890 akte Verberne 101 verkocht Hendrikus Hubertus van Iersel, herbergier en winkelier, aan Willem Heessels, huis en erf, H1176 groot 0.01.90 voor f. 2.800,- (Gouden Leeuw a/d Sluis). Willem Heessels vestigde zich enkele weken later met zijn gezin vanuit Woudrichem in het logement De Gouden Leeuw. Na het overlijden van Hendrikus is het gezin naar Rotterdam vertrokken. Hendrikus Hubertus van Iersel, gehuwd met Jacomina Dorothea ten Pas, heeft De Gouden Leeuw in 1888 aangekocht van C.J. van Dijk. Wellicht voor zijn zwager Willem Heessels maar het kan ook om gezondheidsredenen geweest zijn dat hij na twee jaar de zaak al overdeed aan zijn zwager Willem Heessels. Hendrik van Iersel en zijn gezin verhuisde toen van B61 naar B58. In 1905 overleed Hendrikus waarna zijn vrouw en kinderen naar Rotterdam verhuisd zijn. Naast van Iersel/Heessels woonde zadelmaker Johannes Ansems op nummer B62 (later woonde hij op nr B60?)

Willem Heessels (1849-1932), oorspronkelijk schoenmaker van beroep, was in 1882 vanuit Woudrichem naar Dussen gekomen, waarschijnlijk omdat hij er zijn bruid gevonden had, Johanna Anna Maria van Iersel, dochter van Adriaan van Iersel en Anna Georg Ammensdorfver. In maart 1888 werd het Hotel De Gouden Leeuw aan de Sluis, op de hoek van de Molenkade met de Dorpsstraat, door Cornelis Janse van Dijk te koop aangeboden. Het pand met het achterliggende woonhuis werd door Willem Heessels' zwager, Hendrikus Hubertus van Iersel, voor ƒ 2800,- aangekocht; hij leende daarvoor ƒ 1500,- tegen 4,5% rente per jaar van Christ J. de Jongste uit Heusden. Dorpsbrand van 1892

In augustus 1892 woedde de grote dorpsbrand aan de Sluis die begon in de graanschuur van Verhoeven. Deze schuur stond direct ten westen naast de drie panden hierboven genoemd. Het vuur sloeg over en de drie panden brandden volledig af. Ook het tegenovergelegen nieuwe herenhuis van de dames De Wit werd een prooi der vlammen, net als het raadhuis, kerk en nog enkele omliggende gebouwen. Toen dit alles in 1892 afbrandde, pakte Heessels zijn negotie zo snel mogelijk weer op door op de plek waar nu de Koppelpaarden staat vanuit een houten keet de ramptoeristen koffie en verfrissingen te verkopen. Ook kocht hij afgebrandde huis van de dames De Wit - dat tegenover De Gouden Leeuw stond - en liet het onder de oorspronkelijke naam De Zwaan als hotel herbouwen. In 1895 werd aldaar hun zoon Adriaan geboren die later het etablissement zou gaan runnen. Overigens schonk Anna van Iersel haar man Willem in totaal dertien! kinderen; Adriaan was de elfde in rij.

Terug naar Streekhistorie


© Ton Lensvelt, e-mail adres: tonlensvelt@ziggo.nl